Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 juli 2025
Ik liep naar binnen om zijn' hoed te halen, en toen ik hem dien bracht, beurde hij mij op, gaf mij een kus, en fluisterde mij toe: "Zeg aan moeder, dat ik gauw weêr hier kom." Nu ging de stoet op weg! twee man vóór, twee man achter, en in het midden de molenaar Voss, de bakker Witt en mijn vader. Toen zij voorbij het brandspuithuisje kwamen, werd de deur geopend, en wie kwam er uit?
En ook nog langen tijd daarna, als ik den mooisten koek voor mij had, dacht ik aan de suikerkransjes van bakker Witt, en ik prijs ze ook nu nog; men kon er zeer veel van eten en kreeg er nooit maagpijn van. Waarom de molenaar weder in zijne laars kijkt. Hoe uit eene maat een schepel wordt. Waarom Hendrik afscheid neemt en, waarom Frederik van meening is, dat de vrouwlui goedkoop worden.
Immers is daar, terstond na zijn vertrek, het rumoer al meer en meer luidruchtig geworden: woeste kreten, scheldwoorden, bedreigingen, volgen elkander op: menige vuist is gebald, menige arm heeft zich opgeheven: en reeds heeft dezelfde fielt met het roode buis, die Smit gedreigd had met het lot van De Witt, zich gebukt om een steen los te maken en zoo het eerste sein tot vernieling en plundering te geven.
Tante ging naar oom toe, en gaf hem een kus en plaatste hem den krans op het hoofd, zoodat de roode linten langs zijn' rug hingen, en zij sprak eenige zeer mooie woorden, die niemand verstaan kon, want bakker Witt viel te vroeg met zijn: "hoerah!" in, en de molenaar met zijn: "vivat, de raadsheer leve!" En allen stemden daarmede in en klonken met de glazen. Ja, 't was een schoone avond!
Van Reelant vervolgt kalm: »Voor een oogenblik wil ik u toegeven, meneer De Witt! dat u aanspraak zou kunnen maken op het recht in uwe vrije uren voor de pers te werken, maar dan komt de vraag: hoe moet dat recht worden opgevat door een ambtenaar van den staat? Toch niet in dien zin, dat hij de meest gevaarlijke en oproerige leerstellingen verkondige in zijne artikelen...."
In alle kamers had Christien dien morgen macht van ruikers geplaatst, en overal hadden schoonmaakster en keukenmeid dagen van te voren zoo duchtig huisgehouden, dat dominé De Witt soms glimlachend het hoofd had geschud.
Hij waagde zijn leven, om een drenkeling te redden." "Hoe is zijn naam?" "Pieter Pietersz, een zoon van den pruikenmaker Pieter Dirksz in de Spuistraat." "Wij zullen zien," antwoordde De Witt, terwijl hij den naam van den aanbevolene in het zakboekje schreef, dat hij altijd bij zich had, en waarin ook de nauwkeurige berekeningen stonden van de vermoedelijke uitgaven en inkomsten van den Staat.
»Men moest eigenlijk niet op reis gaan!" vervolgde Adèle. »Den Haag wordt miskend. Heeft u hier al lang gewoond, meneer De Witt?" »Een jaar, freule!" »Tijd genoeg om van Den Haag te houden!" »Mag ik er nog iets bijvoegen?" »Zeker, maar geen kwaad van onze lieve stad zeggen!" »In 't minst niet. Den Haag is een heerlijke stad, maar met een beetje moeite zou men er een lustoord van kunnen maken.
Bakker Witt had een zijden wintermantel van zijne overledene vrouw gevonden, en hij had dien om, met de konijnevellen naar buiten; want, zeide hij, 't was in zulk slecht weêr jammer van de zijden stof; maar de vellen konden er wel tegen, want zooveel hij wist, liepen de konijnen ook met de haren naar buiten rond.
Waartoe handelt de oude Hijmann en de oude Lijp en de andere joden in rood en geel lint? Groen? Waartoe heeft de stad Stemhagen dan de denneboompjes in het stadsbosch doen zetten?" "'t Is waar," sprak de oude Witt, want de maat was nu geheel en al vol. "Wat zegt gij, molenaar Voss?" vroeg de raadsheer.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek