United States or North Korea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Frederik was ook al gekomen en op het slot gegaan, en de oude Witt zeide tot zijne dochter: "Je zult zien, er is op den molen wat voorgevallen.

Eene kleine hoffelijke beweging met de rechterhand vergunt André te gaan zitten op een stoel bij het schrijfbureel. Daarna grijpt het volgende gesprek plaats: »Meneer De Witt! Ik wenschte u even te spreken!

»U kan nu gemakkelijk berekenen, meneer De Witt! waarom men de schouders ophaalde voor sommige leden der liberale partij! Moest men Thorbecke met rust laten, zijne vrienden hadden het harder te verantwoorden.

"Ik dank Uwe Hoogheid wel voor hare goede intentie, en zou mij geobligeerd hebben gerekend, haar terstond eene contravisite te brengen, indien Uwe Hoogheid niets reeds zoo spoedig vertrokken ware." "Ik kon niet anders. Uwe Edelheid weet, hoezeer mijne grootmoeder op orde gesteld is en dat zij volstrekte gehoorzaamheid eischt." "Zij is in haar recht, als uwe voogdes," gaf De Witt ten antwoord.

Als ik groot ben, dan hoop ik hier dikwerf te jagen...." "En heeft Uwe Hoogheid nog andere brieven uit Engeland ontvangen?" hervatte De Witt, die zich de gelegenheid niet wilde laten ontnemen, om te weten met wie de Prins in correspondentie stond. "Voorzeker. Ook nog eene van Marie's zuster, mijn nichtje Anna. Maar zij schrijft nog niet correct.

Intusschen liet de stad Amsterdam in het volgende jaar eenige geneigdheid blijken, om den Prins zitting te geven in den Raad van State; zelfs ondersteunde burgemeester Koenraad van Beuningen deze bevordering met alle macht; want in de hoofdstad had zich een partij gevormd, die begon te begrijpen, dat de steden Leiden, Dordrecht en Rotterdam, door De Witt gesteund, zich te veel in 's Lands vergadering aanmatigden.

"En Uwe Edelheid vergeet, dat hare Hoogheid hare rechten als voogdes op de Heeren Staten heeft overgedragen. Gij zult wel vertrekken, mijnheer Van Zuijlestein." "Maar, mijnheer De Witt!" zeide de Prins smeekend. "De Staten zullen mij toch wel niet van al mijne vrienden willen berooven. Ik smeek het u: laat mij slechts Zuijlestein, Boreel en Buat." "Dat is onmogelijk," hernam De Witt.

De secretaris-generaal had dus de »honneurs" van Den Haag tegenover de Belgische heeren op te houden, en aarzelde geen oogenblik ook in het weinig eigenaardig seizoen eene vriendenbijeenkomst ten zijnent te noodigen. Kwartier na negen stond André de Witt op de stoep van Baron Van Berenvelt.

Des anderen daags reed de molenaar met Frederik naar Stemhagen. Geen van beiden sprak een woord. Toen zij op de markt kwamen, wilde Frederik naar bakker Witt heendraaien. "Halt," riep de molenaar, "daar wil ik niet heen; ik rijd bij Guhl aan." "Wel, baas," zeide Frederik, terwijl hij van den wagen sprong en hem de teugels toewierp, "rijd er dan zelf naar toe, want ik ga bij Witt."

Maar juist die maatregel had een verkeerde uitwerking; want het grauw, dat hierin een beleediging zag, ging naar 't huis van den Fiskaal en wierp er de glazen in. Ook aan de logementen van Amsterdam en Rotterdam deed men hetzelfde. Men schold de afgevaardigden en vooral Mijnheer den Raadpensionaris De Witt voor schelmen en prinsenverraders.