Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Ik meen wegens onze ontvangst met eene eerepoort." Nu druipt het uit de maat tappelings op den grond. "Ontvangst? Eerepoort? Hoe zoo? Komt onze hertog dan?" "Baas Witt, die komt niet; maar wij komen."

"De knaap, die mij daar in de gang tegenkwam, is door u ontboden," hernam De Witt streng. "Geeft dat pas?" "Ik wist niet, dat ik daaraan verkeerd deed," antwoordde de Prins nog steeds op ootmoedigen toon. "Uwe Edelheid herinnert mij daardoor aan een belofte, hem gedaan. Mocht die knaap ooit hulp of protectie noodig hebben, zoo zij hij in de welwillendheid van Uwe Edelheid aanbevolen.

Hij opent de dubbele deur, en vindt Van Reelant statiger en hooghartiger dan ooit te voren bij de schrijftafel. Zoodra hij binnentreedt, keert Van Reelant zich om, en klinkt het afgemeten: »Wees zoo beleefd plaats te nemen, meneer De Witt!" André gaat zitten op dezelfde plek, waar hij eenmaal zulke pijnlijke oogenblikken sleet. Hij zwijgt.

't Was eene heimelijke kwelling en een heimelijke angst van alle kanten; doch eindelijk moest het openlijk aan den dag komen, toen de bakker Witt zijn tarwemeel hebben wilde. Hij had er om gezonden, hij had er om geschreven, nu kwam hij zelf en er ontstond veel getwist, en toen de bakker wegreed, sprak hij van gauwdieven en dreigde met aanklacht. Elke dag bracht nieuwe onaangenaamheden.

De terechtstelling van Buat, gevoegd bij de afzetting van Tromp, deed bij de Prinsgezinden den haat tegen De Witt nog toenemen. Zoover zelfs ging men, dat men hem den noodlottigen uitslag van den tweedaagschen zeeslag weet.

André de Witt maakte den indruk van een kunstenaar in het romantisch kostuum, dat van 1830 tot 1850 den artist kenmerkte. Eén ding evenwel temperde dezen indruk: de uitnemende smaak, waarmee hij dit eenigszins vreemde kostuum droeg.

"En hij vertelde U....?" zeide De Witt, terwijl hij den Prins met zijnen uitvorschenden en doorborenden blik aanzag. "O, mijnheer de Raadpensionaris," gaf de Prins op onnoozelen toon ten antwoord, "hij vertelde mij zulke aardige stukken van zijne jachthonden.... Doch hier zijn wij er. Ik rijd door naar het Huis ten Bosch, om eens naar de mijne te zien. Uw dienaar, mijnheer de Raadpensionaris!"

En de molenaar ging weder trotsch heen en weer en vroeg: "Ziet gij niets aan mij?" "Genoeg," antwoordde zijne vrouw. "Ge hebt weêr bij den bakker Witt gezeten en hebt je zorgelijke omstandigheden vergeten en je vrouw en kinderen, en zijt aan 't drinken geweest." "Zoo? Denkt ge dat? Laat mij je dan zeggen, dat de verstandigste mensch zich kan vergissen.

De Raadpensionaris was ditmaal zeer voldaan over zijn kweekeling en wilde vertrekken. "Een oogenblik, mijnheer De Witt," zeide de Prins. "Ik had U nog wat te verzoeken." "Iets te verzoeken. Indien het in mijne macht staat, zal het mij genoegen doen, U uw verzoek toe te staan." "Reeds vooraf bedankt voor uwe goedwilligheid," hernam de Prins.

AITZEMA, Saken van Staet en Oorlogh, 4^o. VII 205 env. WAGENAAR, Vaderl. Historie, XII 153. Charterboek, V 575 en vele krachtige vertoogen bovendien in AITZEMA, VIII 102 env., vooral tegen DE WITT, VAN BEVERNINGH en NIEUPOORT gerigt. KOK, Vad. Woordenb.