Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 juli 2025
"Baas Witt," hernam de raadsheer, na een poosje, "'k wou dat ik in Stemhagen was." Dit droppeltje ging nog in de pint van den bakker; hij zeide dus: "Dat wou ik ook, want dat zal nog drommelsch lang aanhouden." "Zoo meen ik het niet," sprak mijnheer de raadsheer, "ik meen wegens onze ontvangst." Nu liep de pint bij den bakker weêr over. "Hoe zoo?" vroeg hij.
Eensklaps hoorden zij een luiden uitroep, en zagen zij eene mooie, elegante, jonge dame, op dominé De Witt toesnellen. Die jonge dame, eerst voorbijgezien, was Letje. Vader, broeder, zuster waren als verstomd van blijdschap en bewondering. Was dat Letje? Zoo gezond, zoo bloeiend, zoo heerlijk!
»Meneer De Witt!" ging baron Van Berenvelt voort. »Het is al vrij lang geleden, dat u zich de moeite getroostte mij eene visite te maken, om me den brief van professor Van Dam te overhandigen. Aanstaanden Donderdagavond verwacht ik eenige vrienden. Zal ik dan het genoegen hebben u bij mij te zien?" André stamelt verrast een toestemmend antwoord, en haast zich afscheid te nemen.
Als uit verre gewesten plotseling op »Zeerust" aangeland, zag Suze in 't rond bij dit woord van de oudste der De Mildes. »Helpen .... met plezier, maar wat bedoel je eigenlijk?" »Meneer De Witt zegt, dat we voor onze kostumen moeten gaan zorgen!" Zonderling. Suze had juist gemijmerd over het kostuum van .... minister!
Doch moet er evenwel daerinne gerust zijn, wel wetende dat de Heer is die gene die van menschen voorslagen volkomentlijcken disponeert, soodat alle desseijns juijst haer witt niet en connen getreffen.
Deze laatste wijdde een oogenblik uit over de staatszorgen, over zijn ambt en de vele bezigheden, waardoor hij een deel zijner avonden aan ernstigen arbeid moest offeren. Plotseling zich bedenkende, voegde hij er bij: »Maar ik mocht u wel mijne excuses maken, dat ik u telkens stoor, freule! Ik schijn de lui op de vlucht te drijven!" »U bedoelt meneer De Witt?" »Juist!
Als jou Frederik den Franschman niet weêr krijgt, kan 't je den hals kosten." "God beware mij!" riep de molenaar, "met welke dwaasheden heb ik me, op mijn ouden dag, ingelaten! Mijnheer de baljuw, 'k ben immers onschuldig, en 'k heb immers het valies ook niet gehouden, en het paard staat in de schuur van den bakker Witt."
Er waren ten jare 1665 velen hier te lande, wien het verwonderde, en die het De Witt afrieden met alle kracht van redeneering; die hem onder het oog brachten, hoe hij zich aan het gevaar van stormen en de kogels der vijanden blootstelde, zonder te bedenken, wat er aan hem zou verloren worden.
Ik zal mijn oom vragen, of hij mij een paar zal zenden, ik houd dol veel van jachthonden, mijnheer de Raadpensionaris." "Zoo," antwoordde De Witt droogjes. "En van de jacht ook. Mijn vader bezat een groote, uitgestrekte jacht te Dieren." "Dat weet ik," hervatte De Witt even droog. "En hier te Hondsholredijk is ook een schoone jacht, mijnheer de Raadpensionaris.
Binnen de kerk wordt de herinnering aan onderscheidene beroemde personen bewaard. In den kerktoren vindt men de graftombe van den Vice-Admiraal Witte Cornelisz. de Witt; de slag in de Sond, waarbij hij op 28 Nov. 1658 sneuvelde, wordt op de tombe in relief voorgesteld, waarboven de daden van den held, in zwart marmer gebeiteld, vermeld zijn.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek