Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 27 juli 2025


Wat is u goed, mevrouw Groote!” „Zie je, Walten, daar spreekt nu ’t artistenbloed,” zegt de Directeur; en tot mevrouw Groote gewend, voegt hij er bij: „Juffrouw Andrée is minder toeschietelijk geweest; ze heeft nog niet toegestemd.” „Wel! wel!” antwoordt mevrouw Groote met een zweem van hatelijkheid in haar stem. „Nu, zoo’n grrroote artiste mag haar kuif ook wel opzetten.

zegt juffrouw Jaling zachtkens: „Wat ’n mooie stem heit ze’.” „Jawel, maar luister nou liever, m’n goeie mensch.” Walten antwoordt: ....... Laat mij alleen ontvluchten! „Gaat ie ’r van door?” vraagt vrouw Daters fluisterend aan de andere, die voortdurend door de ruiten naar binnen ziet. „Wel, mensch, ’t is ommers allemaal spul!

Plotseling voelt hij de hand van den inspiciënt op zijn schouder en hoort hij zich toefluisteren: „Asjeblieft, meneer Walten, de beurt is zoo dadelijk aan u.”

Heb je weer hoofdpijn, kind?” vraagt Walten bezorgd, terwijl hij zachtkens met zijn hand over Annettes donker haar streelt. „Neen!” Zij plukt onrustig met bevende vingers aan haar loshangende ochtendjapon. „Waarom is die vrouw weg?” „Ze is naar huis gegaan, dat weet je wel kind!” „Neen! ze maakt leven, buiten op de trap.” „Zij? Wel neen, Netje.

Laat ’t scherm vallen, gauw!” roept Hostein, die alles begrijpt, nu hij zijn ouden leermeester daar voor zich ziet, ineengezonken en als vernietigd. „Walten is blijven steken, heeft totaal gebrabbeld,” fluistert Laflèche den Directeur toe, en deze herhaalt luid: „Doek vallen, dadelijk! En ’t orchest laten spelen, totdat er een annonce gedaan kan worden!”

Een groote, dikke, onhebbelijk uitziende man, in de gewone vettig witte kleeding van een spekslager, staat voor hen en vraagt, na een oogenblik de voor hem zittende personen te hebben aangekeken: „Wer von jelui ist Walten?” „Ik! En u is meneer Träger!” „So! ja noe herken ik je; ’t wordt hier al doenkel.” „Wat wenscht u?”

Zóó was het ook. Terwijl alles op ’t tooneel in rep en roep was en Walten alleen in Hosteins kleedkamer zat vloog hem het bloed met geweld naar het hoofd, dat gloeide en brandde, alsof daarbinnen alles verteerde in vuur en hitte.

Bravo!” en zeer voorzichtig klapt hij zachtjes in de handen. Pietersen weet nu niets beters te doen, dan deel te nemen aan ’t applaudissement; hij richt zich op en slaat met kracht zijn knokige handen ineen, terwijl hij luidkeelsBravo! Bravissimo!” roept. „Om Godswil! niet zoo hard; zachtjes, zachtjes, anders schrikt ze,” fluistert Walten, haastig zich omwendend, hem toe. „O! dat wist ik niet!”

Vier!” „Noen in Kottesnamen, ’t is jekocht.” „Mooi!” En plotseling gehoorzamende aan den ouden Adam, die in hem wakker wordt, zegt Pietersen, hoog ernstig: „Neem ’t mee, baas Träger! Maar zal u ’t goed behandelen? ’t Is zoo’n lief beestje.” En met een traan in de stem voegt hij er bij: „We waren er al zoo aan gehecht, niet waar Walten?” Met een zekere walging wendt de oude man zich zwijgend af.

Vraag hem dan even: wanneer of ’t schikt dat ik weerom kom.” Een ietwat smoezelig naamkaartje, dat haar werd toegereikt, deed het meisje zeggen: „Wacht u dan maar effentjes.” Terwijl zij de gang doorging, las ze halfluid: „Adriaan Walten, tooneelspeler a/d. K. S.” en onwillekeurig keek zij even om naar den ouden man, die met zijn hoed in de hand op de vloermat stond.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek