Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 27 juni 2025


Zijn handen beefden, zijn oogen werden verduisterd door de tranen, die er onophoudelijk in opwelden; hij voelde ze langs zijn wangen biggelen, hij zag ze één ondeelbaar oogenblik in den spiegel weerkaatst en hij wischte ze niet af. ’t Kwam hem voor alsof hij in dien spiegel een gelaat zag, dat hij niet herkende en dat toch ’t zijne was; ’t scheen hem als hoorde hij een stem, die hem toefluisterde: „Die man is Walten immers niet?” en hij had het gevoel van iemand, die na langen, langen tijd afwezig te zijn geweest, weer terugkomt in bekende streken, maar alleen om alles veranderd en vervallen terug te vinden.

Verschrikt zag Hostein, die voor den spiegel stond, om naar den naast hem zittenden man, lei ’t stukvetschmink”, waarmede hij zijn wangen bestreek, neer en zei: „’t Is verschrikkelijk;” maar toen de oude man opkeek en hem aanzag, terwijl ’t licht der gasvlam vol op zijn ontdaan gelaat viel, ontsnapten hem plotseling de woorden: „God! Walten wat zie je er uit!

’t Is hier mooi, fijn!” zegt hij zacht, zóó zacht dat de andere ’t niet verstaat en vriendelijk vraagt: „Zei je wat, Walten?” „U woont hier chic, comfortabel, meneer Hostein. Ik hoop niet, dat ik u erg kom hinderen, maar....” „Volstrekt niet, papa Walten; voor u heb ik altijd wel een oogenblikje over.” „Dat dacht ik wel, meneer Hostein.” „?” „Ik zal u ook niet lang ophouden, meneer Hostein.”

Gauw! gauw! een stoel, een glas water gauw!” roept met angstige stem een acteur die achter de coulissen Walten heeft gadeslagen, en nog juist bijtijds toesnellend den armen man voor vallen behoedt door hem onder de armen vast te houden en van ’t tooneel te brengen.

Walten blijft alleen; nog een oogenblik zit hij mijmerend op den stoel en ziet naar ’t flauwe licht van den scheidenden dag, dat door de groezelige ruiten onder de gordijnen door nog zichtbaar is. De avond valt; ’t is bijna geheel duister geworden in de kamer.

’k Zal morgenochtend nog eens memoriseeren, maar de clausen willen er niet goed meer in. Ik begrijp ’t niet: ik konDe Vrekvroeger als mijn zak, dat weet je wel, en van morgen op de repetitie zat ik telkens vast. Hoe is het mogelijk? Mijn geheugen is toch goed.” „Geweest!” denkt de souffleur, terwijl hij ’t boekje opnemend zegt: „Komaan Walten! willen we dan eens even verder gaan?

Intusschen heeft iemand buiten aan de kamerdeur geklopt maar noch Walten, noch Pietersen hebben ’t gehoord, en daarom zien beiden verwonderd op, als ze plotseling achter zich een barsche stem hooren zeggen: „Pin jelui hier toof? ’k Hèv wol dreimaal jeklopft.” „Wâblief!” vragen beiden ongeveer te gelijk.

Uit fatsoenlijke burgerouders gesproten, had Walten een vrij zorgvuldige opvoeding genoten en was door zijn vader op een notaris-kantoor geplaatst, waar ’t droge, iederen dag regelmatig terugkeerende, werk volstrekt niet met zijn aard en geest strookte.

Walten antwoordt kortaf met een zucht: „Neen Mevrouw!” „Dat’s jammer; anders zou ik je proponeeren: „’t Huishouden van den schoenlapperofDe Behanger”.” De Directeur ziet intusschen zwijgend naar Waltens somber gelaat en denkt: „Sic transit.”

Walten staat nu eens bij den stoel naast de tafel, waaraan de souffleur, die zijn bril heeft opgezet, met de ellebogen onder ’t hoofd, zit te souffleeren watNikolaaszeggen moet, dan weer loopt hij even heen en weer door de kamer of plaatst zich naast Annette, die somber voor zich uit ziende, op den rand van ’t bed zit en in hetgeen in haar tegenwoordigheid voorvalt, geen aandeel schijnt te nemen.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek