United States or Montserrat ? Vote for the TOP Country of the Week !


en Waltens stem, antwoordt: „Te zaâm?

Met de hand zachtkens over Pietersens kalen schedel strijkend, vervolgt Waltens dochter: „O! mijn Hernani, kom! ik kan niet wederstreven. Zijt gij de engel of de daemon van mijn leven? Geliefde! ’k weet het niet, maar zeker is ’t, o ja! Ik, ik ben uw slavin. Ga wáár gij wilt, ik ga. Blijf of vertrek van hier, ik zal steeds de uwe wezen.

Waltens oogen zien verwilderd en dwalend rond; de eene hand, krampachtig gebald, houdt nog Harpagons tooneelpruik, samengeknepen, vast en de andere woelt met wanhopige bewegingen in de weinige grijze haren die zijn kruin bedekken. „Ting! ting! ting!” doet de electrische schel, ’t is het sein voor ’t begin van ’t 5e bedrijf, dat door den inspiciënt van uit de regiekamer wordt gegeven.

Een oogenblik denkt mevrouw Groote na en dan zegt zij plotseling: „Kom! ’t is maar alleen om eens te hooren, hoe ze de rei uit Gijsbrecht zegt; ik heb gehoord, dat ze dat zoo uitmuntend doet.” Waltens oogen verliezen iets van hun dofheid, als hij antwoordt: „Ja, dat’s waar, d

Een paar wit en blauw gestreepte rolgordijnen zijn tot op eenige centimeters van de vensterbank neergelaten en beletten zooveel mogelijk het inkijken in Waltens kamer, die tamelijk duister zou zijn, wanneer niet, door de openstaande deur van ’t kleine keukentje het volle daglicht binnenviel.

Over ’t algemeen genomen werd hij vrij goed ontvangen, en was zijn: „Ik ben Walten, de voormalige komiek van den Schouwburg enz. enz.”, bij de meesten voldoende om hem voor een korte afwijzing te behoeden. Maar ook bitter vernederende oogenblikken moest hij doorleven, en wel dáár waar hij die ’t minste verwacht had. Oude goede kennissen, begunstigers van vroeger, namen met een schuinschen blik op Waltens droevig uiterlijk de lijst aan, zetten er zwijgend hun handteekening op of gaven door een kort: „’k Heb al TE VEEL van die dingen aan de handte kennen, dat zeer niet aan deden”. Een rijk geworden kroeghouder o. a., die zich de weelde veroorloofde om vande kunstte houden, ontving hem met een dikken, plompen lach van genoegen en zei: „Wel, wel! ben jij nou Walten?

Reeds breken enkele zonnestralen zich baan door de nog nevelige lucht en vergulden de sneeuw op boomen en daken, totdat zij krachtig genoeg zullen zijn om het vlokkig donzen kleed te doordringen en te doen vergaan. In Waltens kamer schijnt het licht reeds tusschen en onder de gordijnen door en werpt een zwakken gelen schijn over ’t bed, waarop Annette in diepen slaap verzonken ligt.

’t Altijd goedhartige en medelijdende publiek hadde annoncemet een gemurmel van medelijden ontvangen, was blijven zitten en bleek dermate voldaan over Waltens plaatsvervanger, dat het stormachtig bijvalsbetoon aan ’t eind van ’t stuk den Directeur aanleiding gaf om tot den régisseur die, met hem, het spel van den jongen tooneelspeler aanzag, te zeggen: „Blikslagers! in dat mannetje zit meer dan ik dacht; we zullen hem in de volgende maandDe Vrekeens geheel en al laten spelen.”

Walten antwoordt kortaf met een zucht: „Neen Mevrouw!” „Dat’s jammer; anders zou ik je proponeeren: „’t Huishouden van den schoenlapperofDe Behanger”.” De Directeur ziet intusschen zwijgend naar Waltens somber gelaat en denkt: „Sic transit.”

Hij is waarachtig al zoo goed als stijf,” zegt de hokkebaas, terwijl hij met eenige moeite Waltens armen buigt en over de borst legt, terwijl de anderen het lichaam een horizontale richting doen aannemen. „Zoo! Leg het laken nou maar zoolang over hem heen, maar laat zijn gezicht vrij.” „Hij is dood, meheer de agent, ’k versikureer ’t je. ’k Heb zooveel dooien gezien van m’n leven.