United States or Ghana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Pietersen is van de tafel opgestaan en heeft in den hoek op de koffer plaats genomen, zoodat hij Annettes gelaat kan gadeslaan. Met de handen om de opgetrokken knieën samengevouwen, zit hij doodstil vader en dochter aan te zien en mompelt: „Wonderlijk! nu gaat ze slapen, rustig en kalm; ’t is toch een allerzonderlingste historie: ’k begrijp er niks van.

Noen, soll ich’s mitnemen voor ’n tientje?” „Ja, ja! maar laat ’t in Godsnaam niet langer zoo schreeuwen!” Walten ziet angstig naar ’t bed, waarop zijn dochter rust. „Sjreeuwen thoen al die ferkens; da’s die natoer.” „En mag ik je nu verzoeken om heen te gaan? M’n dochter ligt daar ziek achter dat gordijn en dus...” Met een tamelijk trotsche beweging wijst Annettes vader naar de deur.

Walten heeft snel den koninginnemantel opgezocht, hangt hem zwijgend over Annettes schouders, maar drukt te gelijk haar hand een oogenblik tegen zijn lippen. Gedurende eenige minuten staat de krankzinnige zwijgend doodstil midden in de kamer. „Zet mij de kroon op ’t hoofd en blijf hier naast mij staan!” Krampachtig houdt zij haars vaders hand vast. „Toe! Pietersen, gauw de kroon!”

Haar gelaat draagt nog de duidelijke sporen van den doorgestanen aanval; zij trekt nu en dan zenuwachtig met de neusvleugels en herhaaldelijk stoort een snik haar ademhaling. Voor ’t bed geknield, met het hoofd vóórover op de armen rustend, ligt Walten, nog in ’t kostuum van denvrek”, onbewegelijk stil. Annettes hand beweegt zich even en raakt zijn hoofd; hij ontwaakt er niet van.

Liefkoozend neemt hij haar fijne blanke blauw-dooraderde hand in de zijne, drukt er voorzichtig zijn lippen op en strijkt even met den rug zijner hand over ’t zacht bedauwde voorhoofd der slapende. Langzaam knielt hij neder bij ’t bed, legt zijn wang tegen Annettes hand, snikt een paar malen en blijft zoo liggen, lang

Nu en dan schokt Annettes lichaam zenuwachtig heen en weer en trillen de oogappels onder de witte, blauwig dooraderde leden, maar de aanval is voorbij, en als zij straks de oogen weer opent, zal elke herinnering aan de vervlogen uren voor haar zijn uitgewischt.

Vader! vader! laat ze uitscheien.” Annettes oogen krijgen een wilden, zonderlingen glans; haar gelaatskleur is afwisselend bleek en hoogrood; koortsig huiverend, nu en dan sidderend, klemt ze zich angstig aan Walten vast.

Walten snelt toe en houdt het heen en weer slaande hoofd van zijn dochter vast. „Water, geef water!” roept hij. De souffleur grijpt haastig een kom met water van de tafel en bevochtigt Annettes slapen en polsen. De ongelukkige heeft een toeval en gilt onophoudelijk voort; in de kist stommelt al knorrend de big.

Heb je weer hoofdpijn, kind?” vraagt Walten bezorgd, terwijl hij zachtkens met zijn hand over Annettes donker haar streelt. „Neen!” Zij plukt onrustig met bevende vingers aan haar loshangende ochtendjapon. „Waarom is die vrouw weg?” „Ze is naar huis gegaan, dat weet je wel kind!” „Neen! ze maakt leven, buiten op de trap.” „Zij? Wel neen, Netje.

Walten zit op een stoel, naast ’t bed en omsluit met zijn rechterhand Annettes linkerpols; met zijn andere hand strijkt hij zacht liefkoozend, als bedarend over de witte doorschijnende vingers, die zich nu en dan zenuwachtig bewegen op de roode deken. Het is alsof een magnetische stroom van den ouden man uitgaat en kalmeerend werkt op zijn dochter.