Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 oktober 2025
Den bezoeker afwachtend, roept hij hem vroolijk toe: „Pas op ’t drempeltje, ouwe heer: ’t is een beetje duister op ’t portaal.” De „ouwe heer” nadert met zijn hoed in de hand. Nogmaals klinkt hem een: „voorzichtig!” tegen en dan hoort hij uit een blauwige wolk van sigarettenrook de woorden: „Leef je nog, papa Walten?
„Hum! och! ik loop toch, ik kom overmorgenmiddag wel even aan.” En na een groet en een handdruk verlaat Walten de kamer, begeleid door Hostein, die hem aan de trap nog naroept: „’k Zal ’t wel voor je klaren.”
„Niks ter wereld, rien du tout?” Pietersen ziet den ouden man zóó doordringend aan met zijn wijdgeopend linkeroog en knipt zoo snel en guitig met het rechter, dat Walten eindelijk, aarzelend zegt: „Hum! misschien heb ik nog een druppeltje brandy; ’k heb laatst een flesch cognac gekocht voor Annette; de dokter wou, dat ze dien met melk zou drinken.” „C’est tout ce qu’il me faut, ouwe jongen!
Huiselijke onvrede, verdriet dat hij door zijn kinderen ondervond, zorg en kommer knakten in hem den „artist” voordat de „mensch” Walten oud was; en toen hij inderdaad op leeftijd kwam, waren zijn oogen dof geworden, zij zagen slechts schemerend ’t licht der kunst en straalden ’t niet meer uit. ’t Eenige wat hem voor geheelen ondergang behoedde, was de omstandigheid dat hij niet dronk; hij had een aangeboren afkeer van „den drank”, en zeker zou hij zonder dien gelukkigen afschuw nog veel sneller de maatschappelijke ladder zijn afgedaald.
O! ’t was zoo bitter, zoo kwetsend voor Walten, die ’t hart zoo hoog droeg, om d
Dat zijn talent in die worsteling met het leven gebroken was, begreep hij niet; zijn stem was rauw en heesch geworden, want hij had in allerlei rollen zijn geluid verschreeuwd voor een publiek, dat brult en juicht, als ’t degens en dolken ziet, en dat samenvalt van ’t lachen, als ’t hansworsterij aanschouwt. Walten was de ruïne van een kunstenaar,
Dat „zoeken” vond echter een groot beletsel in de omstandigheid, dat Walten zijn kind niet kon verlaten, omdat hij de eenige was, die wist hoe zij behandeld moest worden, als die vlagen van verstandsverbijstering over haar kwamen.
Slechts één gedachte kon hij in zijn brein verwerken: „Hij, Walten! de eens zoo gevierde kunstenaar, was gevallen, weg, verloren! voor altijd!” Hij lachte en snikte en sloeg zich met de vuist voor ’t hoofd; eensklaps greep hij zijn overjas en hoed en wilde den schouwburg verlaten.
„Is dat een pique sous l’eau, mevrouw?” „Onder of boven water, meneer Schröder, zoo je ’t nemen wilt,” lacht mevrouw Groote en vervolgt: „Nu, Walten, wat denk je daarvan?” „’k Ben u dankbaar... mevrouw en... ik... zal... God! daar komt ’t weer.
„Hoe staan we er nu mede, Walten?” vraagt den volgenden dag de Directeur van den Schouwburg aan den ouden man, die met een portefeuille onder den arm in min of meer gebogen houding vóór hem staat. „Heb je al bepaald, welk stuk je wilt geven?” „Nog niet, mijnheer. Ik heb gedacht over de rol van Jérôme Duflou in Arthur of zestien jaren later.” „Hm! die rol is niet groot voor ’n beneficiant.”
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek