Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 juli 2025
Hoe somber "Maat voor Maat" ook zij, Isabella verdrijft er de nevelen en de wereld, waarin haar licht straalt, is niet te verachten. Veel somberder nog is het tafereel, dat in "Troilus en Cressida" wordt ontrold.
Evenals in de eerste uitgave, zijn de Blijspelen, Historiestukken en Treurspelen afzonderlijk gepagineerd; Troilus en Cressida opent nu de rij der treurspelen. De lofdichten zijn met een drietal vermeerderd, waaronder een zestienregelig vers van John Milton, die toen in zijn vier-en-twintigste jaar was, opmerking verdient; waarschijnlijk is dit het eerste gedicht, dat van hem het licht zag.
Briseis is de dochter van Calchas. Haar vader heeft de Trojanen verlaten en zich bij de Grieken aangesloten, maar zij is te Troje achtergelaten en tussen haar en Prins Troilus is er een zekere verstandhouding. Zij is schoon, vriendelik, zachtaardig, hij is elegant, opgeruimd en zacht, met ogen die van vreugde en tevredenheid schitteren. Maar wanneer er gevangenen uitgeleverd zullen worden, verlangen de Grieken dat ook de dochter van Calchas teruggezonden zal worden en de Trojanen moeten dat beloven. Briseis is wanhopend, de laatste nacht brengt zij met Troilus onder omhelzingen en tranen door; met die tranen die uit de ogen neerstromen vermengen zij hun kussen, zoals zo dikwels in de Griekse romans. Twee gelieven te scheiden, roept de dichter vol medelijden uit, is een zonde daar men hard voor moet boeten. De volgende morgen moet zij nu alles inpakken, zij kleedt zich in haar fraaiste plunje haar kleed is uit Indië, het heeft zeven kleuren gaat van alle koninklike prinsessen afscheid nemen en trekt weg door verscheidene prinsen vergezeld. Troilus houdt de leidsels van haar paard vast. Bij het afscheid beloven Troilus en zij elkaar eeuwig trouw, maar de dichter voorspelt dat zij hem spoedig vergeten zal; kuisheid en schoonheid gaan zelden samen, zegt Salomo. Nu komen verscheidene Griekse ridders haar tegemoet, o.a. de elegante Diomedes. Hij wordt dadelik op haar verliefd en terwijl zij samen verder rijden, biedt hij haar aan haar ridder en vriend te worden, als zij nu eenzaam onder al die vreemden zal zijn; nog nooit verzekert hij heeft hij aldus tot een vrouw gesproken, zij is de eerste die indruk op hem heeft gemaakt en hij wil alles doen om haar in haar smart te troosten. Maar Briseis antwoordt hem dat zij terecht zéér lichtvaardig zou schijnen, indien zij een man die zij in 't geheel niet kent, haar liefde schonk; liefde brengt ook veel ongeluk mede, »tegen éen die lacht zijn er zes die wenen" en de mannen bedriegen een meisje zo licht. »Maar gij zijt van hoge geboorte en welopgevoed en indien ik ooit iemand zou liefhebben, zou het niemand anders zijn dan gij!" Diomedes stelt zich, vrij natuurlik, hier mede tevreden, hij ziet nu wel dat zij »n'esteit mie trop salvage". Hij begeleidt haar nu naar haar vader's tent en neemt dan afscheid. Nu komen er vele Grieken haar een bezoek brengen die Briseis zeer beleefd ontvangt. Er zijn nog geen vier dagen vervlogen of zij voelt al geen lust meer om terug te keren. Maar kort daarop verovert Diomedes het paard van Troilus en zendt het haar als een groet van haar vroegere vriend, een courtoisie die haar toch wel wat grof lijkt; zij laat hem antwoorden dat Troilus een beter ridder is dan hij en zijn beurt wel komen zal. Maar, voegt zij er bij, zij kan niet haten zo als zij moest, hem die haar lief heeft. En 't duurt ook niet lang voor Troilus op zijn beurt het paard van Diomedes machtig weet te worden en Diomedes, meer en meer verliefd, laat zijn hoofd nu hangen, zo treurig er uit ziende als een sperwer bij 't ruien. Briseis merkt wel hoe hij lijdt, maar zo is nu eenmaal de aard van de vrouw, dat, wanneer zij merkt dat gij haar lief hebt, dan werpt zij u alleen maar aanmatigende blikken toe, en hier, zoals zo dikwels, stoot de dichter een harte-zucht voor eigen rekening uit. Maar intussen, Briseis zou eigelik graag Diomedes het paard van Troilus terug gegeven hebben, als dat maar aanging, opdat hij zich wederom in de strijd zou kunnen onderscheiden zij wil het zelf ook eigelik graag kwijt, daar de Grieken de spot drijven met dit geschenk dat zij op zulk een eigenaardige wijze van haar vroegere geliefde gekregen heeft; eindelik slaagt zij er in hem op een fijne manier onder de vorm van een plagerij, aan Diomedes zijn geschenk terug te geven. Nu voelt zij zich gelukkig, dat zij hem helemaal in haar net gevangen heeft en schenkt hem ook nog haar mouw als banier. »Van nu af merkt de trouvère op moet 't Troilus duidelik zijn dat hij niet meer op haar liefde staat kan maken." Troilus wordt dan ook razend van woede wanneer hij bij het gevecht Diomedes met die banier ziet, die hem 't duidelikst bewijs is van de trouweloosheid van zijn geliefde, en onder ruwe scheldwoorden aan haar adres, houwt hij op haar nieuwe ridder los. Lelik gewond wordt Diomedes naar huis terug gebracht, maar nu houdt Briseis zich ook niet langer in: zonder zich aan bedreigingen van haar vader of aan de praatjes te storen, ijlt zij naar de tent van de zieke. Onderweg heeft zij een hevige innerlike strijd te doorstaan, zij noemt zich zelf trouweloos, »om mijnentwil zullen de vrouwen heel wat over hun valsheid moeten horen, en het is wel waar dat mijn aard wel wat
De geschiedenis van Troilus en Briseis geeft in een kort bestek waarschijnlik niet door Benoît zelf gevonden, maar iets wat hem in een uitgebreider versie van Dares voorlag dan die welke wij nu kennen een staaltje van alles wat Ovidius geleerd had over de onbestendigheid en de erotiese behaagzucht van de vrouw.
Evenals hier vindt men de beide beteekenissen te gelijk bedoeld in Troilus en Cressida, I. 3. 110 en in Lucretia 1124. Vulcanus' tooi. Shakespeare maakt ook elders van Venus en Mars gewag; men zie Antonius en Cleopatra, I. 5. 18 en Venus en Adonis, 97. Sit fas aut nefas, "Zij het recht of onrecht", hij wil en zal zijn doel bereiken, "al moest hij over den Styx en door de schimmen heen."
Bovendien is het bekend, dat in Februari 1603 de uitgever Roberts zich, door inschrijving in de registers van den boekhandel, het recht tot uitgaaf verzekerd heeft van een tooneelwerk, getiteld "Troilus en Cressida, zooals het gespeeld is door de dienaren van den Lord Kamerheer", d. i. door het tooneelgezelschap, waartoe Shakespeare behoorde.
Troilus, Troilos, zoon van Priamus of Apollo en Hecabe, uitmuntende door dapperheid, werd door Achilles gedood. Als opperbevelhebber werd Agamemnon verkozen, nevens hem onderscheidden zich Menelaus, de beide Aiaxen, Diomedes, Nestor, Odysseus, maar vooral Achilles, aan de zijde der Trojanen en hun bondgenooten boven allen Hector, verder Aeneas, Sarpedon e. a.
De middeleeuwsche verhalen aangaande het beleg van Troje en het gedicht van Chaucer, Troilus en Cressida getiteld, waren zijn bronnen.
De episode van Troïlus en Briseïs in de roman van Troje werd als voorbeeld van de grillen van de liefde en het vrouwenhart eerst en veel dieper gebruikt door Boccacio en Chaucer, en later door Shakespeare; bij diezelfde drie grote dichters der renaissance werden de onschuldig lijdende en zich liefderijk opofferende vrouwen heerlik gepoëtiseerd in figuren als Griseldis of Imogen.
Men mist er Troilus en Cressida in, welk stuk, nagenoeg ongepagineerd, tusschen de Historiestukken en Treurspelen ingevoegd is; men kan hierover de aanteekeningen op dit stuk raadplegen. Dan volgen de blijspelen, "De Storm" vooraan. Aan het eind van het werk, op de laatste bladzijde der Treurspelen, staat onderaan de vermelding, dat het werk gedrukt is op kosten van W. Jaggard, Ed.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek