Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 juli 2025
"Nu, datzelfde waar gij over spraakt, en dat gij voor zoo onwaarschijnlijk hield, dat het iemand zou invallen u te doen." "Een huwelijksvoorstel, en door u?" vroeg zij met evenveel verbittering als verrassing, "dat is niet waar! Zeg dat het niet waar is," riep zij met heftigheid. "Maar onderstel eens even dat het waarheid ware, wat zoudt gij antwoorden?"
Waarover spraakt ge? vorschte hij, O, over alles en over niets. Hij werd nog meer wantrouwend. Het schijnt toch wel, zei hij, dat ik het niet mocht hooren, want hij ging dadelijk weg. Zij zweeg. Ik wil het weten! riep hij, eensklaps jaloersch opvliegend, als een verwend kind. Wat zei hij! Zij aarzelde nog even en toen antwoordde zij: Hij gelooft het niet, dat we getrouwd zijn.
Dat heb niet ik, maar dat hebben zij gedaan! Nu, het is wel. Ge zijt er dan toch bij betrokken, en hebt met uw kunstgrepen den diefstal mogelijk gemaakt. Ik heb genoeg gehoord! En mij tot den Kodscha Bascha wendende ging ik voort: Nu, heb ik gelijk gehad? Zijn de dieven niet in de ruïne! Gij had hen reeds gevonden, toen gij mij over hen spraakt.
"Maar, wat?" "Ik zal spoedig sterven." Cosette en Marius huiverden. "Sterven!" riep Marius. "Ja, maar dat is niets," zei Jean Valjean. Hij haalde adem, glimlachte en hernam: "Gij spraakt tot mij, Cosette, ga voort. Spreek nog, uw roodborstje is dan dood; spreek, laat mij uw stem hooren." Marius staarde als versteend den grijsaard aan. Cosette slaakte een hartverscheurenden kreet.
Gij verdient eigenlijk het patent der eerste schoone vrouw. O, Favourite, nu zal ik u minder gemeenzaam behandelen, want ik ga van de poëzie tot het proza over. Gij spraakt aanstonds van mijn naam. Dit heeft mij verteederd; maar, wie wij zijn mogen, mistrouwen wij de namen. Zij kunnen misleiden. Ik heet Felix en ben niet gelukkig. Woorden zijn leugenaars.
Dat zich afwenden van de Schoone Poort gaf de Nazarener zelf daarmede niet duidelijk te kennen, dat hij het door-hem op te richten koninkrijk niet beschouwd wilde hebben als een aardsch koninkrijk? Dochter van Balthasar, zeide hij waardig, als dit het spel is, waarvan gij spraakt, neem den krans; ik moet hem u toekennen. Laat ons echter een einde maken aan dit woordenspel.
"Het gebeurde precies zoo! Precies zoo, zoo waar als ik hier in de kamer zit. Je kondt het niet beter verteld hebben, al had je er bij gezeten. En wat toen? Ga voort, Tom." "Toen droomde ik, dat gij voor mij badt, en ik kon u zien en elk woord hooren dat gij spraakt.
ADRIANA. Spraakt gij zoo lief? LUCIANA. O stil toch! welk een gloed! ADRIANA. Ik kan niet, wil niet, houd mij niet meer in; Nu hebb', zoo niet mijn hart, mijn tong haar zin! Hij is verdraaid, krombeenig, rimp'lig, oud, Van top tot teen een monster, hartloos, koud, Onvriendlijk, boos en slecht, een nar, een beer, Misvormd naar 't lijf, maar naar den geest nog meer.
"Mijn toekomstigen echtgenoot." "Uw toekomstigen echtgenoot! Van wien spreekt gij, kind?" vraagt Alva, ten hoogste verbaasd. "Nooit zag ik een vrouw, die zoo ontoegankelijk was voor aardsche liefde!" Dan lacht hij: "Dat is een zeldzame ommekeer. Den laatsten keer waart gij een en al ernst. Gij hieldt een gebedenboek in uw hand en spraakt er van, de bruid der Moederkerk te worden."
"Gesneuveld zal hij niet zijn, Robrecht, mij dunkt dat ik zijn groene veder daar even tussen de bomen van het Neerlanderbos nog gezien heb. Gewis jaagt hij nu de overige vijanden na; gij hebt gezien met wat onweerhoudelijke drift hij steeds te midden der Fransen zich begaf. Vrees niet, God zal niet gedoogd hebben dat hij stierve." "O Gwyde! Spraakt gij waarheid!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek