Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 juni 2025
"Wel ja!" zeide Reynszen: "mij dunkt, het is nu alles beklonken: ik heb de verklaring opgemaakt, die de gewonde heeft afgelegd, zoo hij die nog verkiest te hooren en in staat is, die te teekenen, dan zie ik geen zwarigheid, den Heer Huyck onder handtasting te ontslaan; want de depositie van Andries Matthijssen is bij mij ook geen oortje waard en naar hetgeen onze vriend Heynsz vertelt, loopt hij meer kans zelf de galg te kussen, dan er anderen aan te helpen."
Wat ik deed was geenszins uit haat, maar om Zijne Majesteit te dienen. Schenk mij vergiffenis. Ik zal u het huisraad afstaan dat ik gekocht heb, en gij moet er mij geen oortje voor geven. Is 't niet genoeg? Ik kocht het voor zeven gouden florijnen. Ik geef u alles en nog een halven gulden daarbij, want ik ben niet rijk, dat moet gij niet denken. En knielend vroeg hij vergiffenis.
Ik wou maar dat we-n-afvoeren, zuchtte een van de Kaatjes. Wat treuzelt die schipper! Drie skelling en 'n oortje, zoo waar as er 'n God in den hemel is, op de Num
Zoodra de jongen het oortje had, trok hij, als een vos in een hoenderhok, het gasthof binnen, om weldra, met een halve worst en eene dikke snee brood triomfantelijk te voorschijn te komen. Plotseling hoorde Uilenspiegel een zoete muziek van tamboerijnen en violen en zag hij vele dansende vrouwen, en onder haar een schoon wijf met een gouden ketting om den hals.
Net twee nieten in een bodemloos mantje; en Bregt om een oortje raakwat, voor een vervalletje: Broêr kan zo veel knokkel oly krygen als hy t'huis kan brengen: Dan zult gy wel voldaan willen tekenen? Wat zegt gy nu van Abraham Blankaart? Maar wat hoor ik, Zanneke, ga je trouwen met een Heer, die alle daag in zyn Japon by u komt?
Wouter vroeg weer aan z'n begeleider, of er dan van hunnentwege volstrekt niets aan de zaak te doen zou wezen? M'n arm kind! En... m'n boezelaar! Als ik dan in-godsnaam maar m'n boezelaar weerom had! Deze uitroep rymde vry-wel op den loop van Wouter's gedachten. Drie skelling en 'n oortje! Weer rekende Wouter z'n Mentor voor, dat dit nog geen vollen gulden bedroeg.
Het voegt ons dus, ter dezer plaatse, waar de geschiedenis, die wij beschrijven, eigenlijk een aanvang neemt, den Lezer dank te zeggen voor het geduld, betoond in het ten einde brengen onzer vrij lange inleiding, die hij misschien bij zich zelven reeds zal vergeleken hebben met den Brijberg, waar men moest dooreten, alvorens men in Luilekkerland aankwam, afgebeeld op het oude prentje, in mijne kindsheid voor de som van een oortje alom verkrijgbaar, en thans, nu er geen oortjes meer afgepast kunnen worden en de kinderen veel te verstandig zijn, dan dat zij zich met Luilekkerland, Jan de Wasscher en dergelijke grollen zouden bezighouden, wellicht niet meer te bekomen.
~Ruw~ gebruikt men, wanneer onder het platte, onbeschaafde uiterlijk toch een goede of edele kern verscholen ligt, evenals een ruwe diamant een groote innerlijke waarde verbergt. Bijv. een matroos kan ruw zijn en toch een edel hart bezitten. Wij herinneren aan het bekende gedicht van Asschenberg. Een blinde man zit aan den weg te bedelen; een rijk, deftig heer geeft den stumper een .... oortje (¼ stuiver); maar een matroos, die juist zijn gage heeft ontvangen, werpt hem een handvol zesthalven toe met den uitroep: »Daar, blinde bl....! dat is beter dan een oortje!" De uitdrukking was in dit geval wel eenigszins plat, maar niet laag of gemeen: zij was alleen ruw. Gemeen of laag zouden die woorden geweest zijn, als de rijke ze gebezigd had; zij hadden d
En stille zegde hij: Als gij ooit uw vel verkoopt, geef ik er een oortje voor: 't zal een amulet tegen overdadigheid wezen. Doch een hupsch en lieftallig wijfje, dat in het donker binnenhof stond, was verscheidene reizen voor 't venster naar Lamme komen zien, en telkens dat hij heur schoon gezichtje kon bemerken, trok ze zich schielijk achteruit.
Ik hoor voetgeschuifel boven mijn hoofd, ik hoor een kamerdeur opengaan, ik hoor een hartelijken welkomstkus, en dan die innig-blije stem: »Dág Pa! Dág lieve Pa!" Ik hoor kindergekraai. Ik zie een man over de wieg buigen, een kindje kussen. Een knevel prikkelt het donzen wangetje. Een zwaar geluid trilt in 't zachte oortje. En dan: »A-a-a-a!" Dat is 't kleintje. Ze leven nog.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek