United States or Monaco ? Vote for the TOP Country of the Week !


In den beginne zong men allerhande liedjes, maar weldra, om zooveel lawaai mogelijk te maken, ging zich het repertorium beperken bij één en hetzelfde couplet, dat iedereen goed kon en dat onvermoeid weer en terug en altijd werd aangeheven: /* En een dikke pens En een snee van 't verken, Boerenleven dat is plezant! Boerenleven dat is plezant! */

Toen zij zagen, dat er een wolf in was, haalde de man de bijl en de vrouw de zeis. »Blijf jij achterzei de man, »en als ik hem een slag gegeven heb en hij is nog niet dood, dan kom jij en geeft hem een sneê in zijn lijfDuimpje hoorde de stem van zijn vader en riep: »lieve vader, ik ben hier, ik zit in den wolf zijn buik.« »Goddankriep de man heel verheugd, »ons lieve kind is weêr terechten hij vroeg de vrouw, de zeis weg te zetten, dat Duimpje geen letsel zou krijgen.

Omdat de kloosterorde zeer streng is, sturen de Russen er dikwijls voor eenigen tijd jongens heen, die tehuis moeilijk zijn op te voeden. Intusschen was de tijd gekomen voor het middagmaal, dat kosteloos wordt aangeboden aan ieder die het eiland bezoekt. Ik werd geleid naar de eetzaal voor de vrouwelijke pelgrims. Ieder had een bord met een snee brood en een houten lepel.

Hun scalps komen ons toe!" antwoordde het Lange Oor. Dit zeggende trok hij zijn mes, en bukte, om een gekwetste van zijn schedelhuid te berooven. In een oogwenk stond Old Shatterhand bij hem, hield hem de revolver voor, en zei dreigend: "Doe één snee, en ik schiet!" Hij richtte zich op, en zei zoo vriendelijk mogelijk: "Wat kunt gij daar toch tegen hebben.

'k Zie geren nu de takken, dikke en dunne, uit eenen stamme gesprongen, rechte omhooge staan, hun' handen uitgestrekt; zoo schoone, als of zij baden, dat de Winter hunne ontdekte en teere, jonge leden toch niet teenemaal en stramme. Vervarelijke Winter, laat u murwen, u verzoeten: dekt alles, eer gij vriezen komt, voorzichtig, in de snee; 'n ijzelt op de boomen niet, die breken zouden!

Vooreerst lagen daar twee kerkboeken, een, zoo hoog en zoo breed als een mannen hand, met zwart geworden zilveren sloten, stoffig en vergrijsd goud op sneê, met gele spikkeltjes op het witte papier van-binnen: het was een kadoo van de Stuwen-zelf aan zijn vrouw geweest. "Aan mijn dierbare vrouw, de echte christin", stond als toewijding voor tegen het schut-blad geschreven.

Eindelijk zweeg Frans, en de moeder bleef ook zwijgen; en het kacheltje zweeg ook, omdat er geen vonk meer in was, en Frans staarde strak op het werk zijner moeder, en zuchtte. "Kom Frans, eet die snee brood toch op!" zei Geertje eindelijk: "heb je dan alweer geen honger?" "Neen moeder, waarlijk, ik heb geen honger," antwoordde de zoon.

"Heere m'n tied, wat is 't van nacht ien ens weinter geworden. Kom vrouw, d'ruut!" vervolgde hij, nog eens naar het warme plaatsje ziende dat hij zooeven verlaten had: "kom Net, d'ruut, de snee leit wel anderhalf voet dik; ge mot gauw de boel veur de deur wat wegkeeren."

In 't blauwe van den hemel doekt een kleene, witte wolke de zonne mij; en 't witte van die wolke en komt geen vlekkelooze molke , geen wolle bij; geen witgewasschen wolle, noch geen snee die, versch gevallen, te gronde ligt; zoo wit is, op de boorden van die witte wolke, 't brallen van 't zonnelicht.

Frans bleef strak voor zich uit staren, en at de snee brood niet die moeder voor hem had neergezet.