Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 26 juni 2025


Och! of de bleeke dood onz' slavernije susten, Wij hebben hier toch niet daar wij op mogen rusten: Kom, aangename dood! en help ons uit dit krijt , En overschrijdt het perk, het perk van onzen tijd: Want onze slavernij schijnt eeuwig en gedurig, Gelijk de zee de een' baar op de ander golft azurig, Een ander roept: o dood! keert elders uwen boog, Maar wij: o zoete dood! kom, dwaat oog!

Dus stoof de voortocht vast, als eene watervliet Die van 't gebergte valt, tot daar men Faros ziet Weêrhoudeloos verbaasd in hunnen loop, ten vollen Gelijk men eenen steen ziet van de klippen rollen: Hoe 't grondelooze diep meer zand en water spoog, Hoe heftiger verschrikt elk ros om 't zeerste vloog, Tot door het storm geblaas een krokodille strandden , De grootste, die hier ooit gezien mogt zijn te landen, Dicht aan den boord des strands, in't minst van driemaal vijf Kubieten , oversterk gewapend op het lijf Met dubbel schelpen hart, 't hoofd zeldzaam om te aanschouwen, Zoo eiselijk en groot dat het elk dede grouwen, Scherptandig in den mond: zoo haast onz' jacht vernam Dit zeldzaam monster, 't welk heel heftig naar hen kwam, Zij hunnen loop op nieuw verdubbelden vervolgen, De koetse mocht gezwind haar op het snelste volgen, Als 't koppel honden heet het hert volgt op den hiel, Tot dat een holligheid den wagen wederhiel, Waar door zij uit 't gespan van hun gareelen raakten, En krak, krak! tot tweemaal, de groote wagen kraakte, Die eindelijk verzwakt niet wederhouden mocht, Met mij stak op het strand de beenen in de locht!

En plotseling barstte 't bij haar uit, half lachen en half huilen, onbedwingbaar, midden op de straat, onder de verbaasde blikken van de talrijke voorbijgangers. "Ha moar onz' Roze wa hét-e gij! schiedt er toch uit! wordt-e gij zot!" riep La verbaasd en bijna verontwaardigd.

Es ze zij meschien beter as wij!" riep Cordúla verontwaardigd. 't Es gelijk," sprong nu ook Standje ter help. We moên iest en veural onz' iere koavelen." Coben stond zenuwachtig te sidderen zonder iets te zeggen. Onz' iere koavelen! Onz' iere koavelen! Drei kiers per dag vliesch en eiers zeker! En wie zal da as 't ou blieft betoalen?

Laten wij leeren, onderrichten w' ons. En dat is wat ik u nu slechts wou zeggen, jonge vrienden, hier in 't kleine Holland: Wij zijn door onz' onwetendheid vernietigd. Laten wij leeren, onderrichten w' ons. O laat ons leeren, zoeken wij door kennis den weg tot eenheid." Stil stond de man, die man die zelf daarbij was, en die met die oogen alles zag.

Versiert u met een kroon en koninklijk gewaad, Den gulden scepter grijp, want God is onz' Verzorger, Wij zijn geen slaven meer, elk Hebree is een borger In 't zoet beloofde land, daar de Jordane stroomt, Daar ik in mijnen slaap zoo dik van heb gedroomd: Ach, lang gewenschte vreugd! Ach, heugelijke tijding! Nu straalt de blijde dag, de dag van onz' verblijding.

"Hoe vindt g' onz' jonge dochter, mevreiwe?" vroeg hij aan de jonge barones; en toen zij hem vriendelijk had gelukgewenscht met het kind keek hij even, als onthutst, naar haar eigen zwaargeworden figuur en ging bedeesd en gegeneerd-stilzwijgend zitten. Daarbuiten op den boomgaard, galmde plotseling luid zweepgeklap en klonk de ruwe stem van Smul, die een bevel schreeuwde.

"Neen, vrees niet, Neen, wees niet Eenkennig, lief kind! Al knort zij, Toch wordt gij Opregt'lijk bemind. Ik zocht je, Ik mogt je Al lang gaarne zien, En 'k vraag je vóór Lichtmis nog van je oude liên." "Ai, Klaertjen! 't Is 't aertjen Van onz' aller moê;" Spreekt zusjen Na 't kusjen 't Wijs vrijsterken toe. "'k Betrapje, 'k Verklapje Dies toch niet te huis.

Waar toe dees lange rollen? Heer koning! laat den zot 't hart met zijn tong uitbollen . Wat werpt ons Pluto op? Volgt tijdelijk den raad Des Heeren, die u met onz' stemme wekken laat Uit dezen diepen slaap; ontwaakt, eer u te spade De held're Zon begeeft, het licht van zijn genade! Help aarde! wonder is 't, dat gij u niet en belgt, En dees trotseerders in uw zwarte keel verzwelgt!

Meneer Alfons, hernam zij eindelijk, haar bedeesdheid overwinnend, of da ge 't gij nu weet of morgen, dat es 't zelfde: meneer Gaëtan en ik goan samen treiwen en meneer Gaëtan komt hier op 't kasteel inweunen. We willen onz' appartementen deur u loaten decoreeren en d

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek