Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 26 juni 2025


Onz' Vaders hebben dus hun leven laten glijden, En over 't Vee gezocht de zoetste heerschappijen: Abel en Abraham, Izak en Jakob mild Zijn wel d' aanvangers van 't eenvoudig Herder-gild; Geen van hun allen heeft gedreven ander woeker, Als met de geiligheid van 't Vee, hoe langs hoe kloeker; Hun Beesten waren meest hun werking en hun doen, Ik volg hun stappen na, en langs de kusten groen, Dus schuwe ik heel gerust 't gewoel van groote Heeren, Doch meer dwingt mij de nood als hertelijk begeeren.

Onz' vaders leefden wel voorspoedig en gelukkig, God heeft ze ook al gesteld in zijn beproeving drukkig. Nooit in zoo harden proef als nu is Jakobs huis. Een ieder dunkt zich 't zijn te zijn het zwaarste kruis. Heeft God ons niet op 't strengst getreden op de hielen?

Hetgeen God eens belooft, breekt God dat wederomme Door wispelturigheid? Neen, God, als een kolomme En pyramide sterk, blijft altijd vast gegrond. Is hij 't niet die hem aan onz' vaderen verbond? Door onz' misdaden is dit zegel weêr gebroken. Hij heeft ons deez' beloft' in geenen tijd gesteld. En heeft zijns waarheids mond niet Abrams zaad gemeld? Dat strekt zich eindeloos op onz' nakomelingen.

Pieter is onze Patroon! Wij zullen hem gaan vieren; Wij maken hem een kroon, Te midden van onz' plezieren! Bom la la, bom la la, bom la la sa sa! En daar heeft niemand iets aan, Troe la la, troe la la! En daar heeft niemand iets aan, Troe la la sa sa.

Tot dat lot viel as 'n molesteen op onz' nekke: allegaar twaalf jaar tuchthuis, en we onder geleide van drie veldwachters, an mekaar geboeid omdat ze toetertijd in Middelburg nog geen cellewages hadde over de straat na die Teerpakhuize werom gebracht wiere. Maar onder de grooste kalmte, want wij ware geen moordenaars.

Gij en ik moeten van onz' lijven stalen geraamten maken, waar de harde vuist van den patroon op stuk slaat, als hij ons aantast. Gij weefsters en gij naaisters en gij die spint ziet gij niet hoe uw heeren maken verbonden tegen u, gij, maakt ze ook en strijdt met hen. Tijd is noodig, een stukje van den tijd.

Integendeel bleef Loth beschaduwd van de vlerken Van 's Heeren Engelen, en Noach van der Arken : Dus bouwt uw hope op hem, die deez' twee heil'gen puur D' een vrijdt van 's waters vloed, en d' ander van het vuur. 't Is al vergeefs gehoopt. Vertwijfelt niet in hopen. Ik zie toch geenen weg tot onz' verlossing open.

Wij moeten 's avonds in dat stukje tijds, geroofd van 't kapitaal, in ons hoekje gaan zitten en studeeren wat toch is de maatschappij en haar groote lichaam. Wij moeten met gedachten in de hoeken, waar gewerkt wordt, dringen, en evenals met 't lijf des daags het kapitaal, zoo 's avonds met onz' gedachten nog eens 't kapitaal maken, met ons begrip.

"Datte!... da zijn liefs veur ons!" schertste Vaprijsken. En hij wenkte ze van verre tot zich, vrijpostig roepend: "Ala toe, meiskes, kom moar hier; we zillen ulder ne kier tegen onz' onderveste trekken." "Ha moar zwijg toch, gie kalf!" riep Rozeke eensklaps een vurige kleur krijgend. "Zij-je nie beschoamd! 't zijn iefers van 't kastiel!"

Het Beest, dat zoo onz' rust verstoort, Zij oogenblikkelijk vermoord: Ik stort, wat ik zoo pas verzon, De muis nu in de waterton; Daar vindt ze dra een wissen dood En wij zijn dan weêr uit den nood." "Maar, man, hoe zult ge dat toch doen? Hoe kunt ge zulk een denkbeeld voên! Ach, Sparretje, geloof mij vrij, De muis is slim en vlug er bij, En zoo ontkomt ze u eindlijk nog," "Hoor nu zoo'n wijf!

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek