United States or Costa Rica ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar 't was aan dienzelfden Filippus, dat een muzikant, met wien hij twistte over de toonkunst, had toegevoegd: "Mogen de Goden het verhoeden, o Koning! dat gij ooit ongelukkig genoeg waart om u op die zaken beter te verstaan dan ik."

"Wij moeten zuinig zijn met het kruit." "Maak er dan met een mes een einde aan." "Spion," zei de schoone Enjolras, "wij zijn rechters en geen moordenaars." Toen riep hij Gavroche... "Gij, ga aan uw werk! Doe wat ik u gezegd heb." "Ik ga," riep Gavroche. En op het punt van heen te gaan, zeide hij: "Apropos, geef mij zijn geweer! Ik laat u den muzikant, maar geef mij de klarinet."

Door de steenen gevoelloosheid van deze lieden getroffen, snelt Tolstoi naar den muzikant en noodigt hem uit in het hôtel eene flesch wijn te komen drinken. Zijne tartende houding gaf aanstoot, maar dat wil hij juist; hij wil de zelfgenoegzaamheid der rijken kwetsen, wil zijn misnoegen over hunne gevoelloosheid laten blijken.

Een muzikant, op een ton staande, is voldoende, en men danst de oude boerendansen met de vastgestelde figuren en de deftige buigingen. Ik heb zulke menuets zelfs zien dansen op den weg naar Raz in dat sombere landschap, waar de velden door steenen zijn omsloten.

"Dat doet er niet toe," zei de oude muzikant, terwijl hij zich in zijn volle lengte oprichtte. "Ik moet dat alles van nabij zien. Ik zal er zelf naar toe gaan." Maroessia ging naar Kniesj toe en zei, terwijl zij een vriendelijken blik op hem sloeg: "Ik heb een gewichtigen dienst van u te vragen." "Spreek op, beste meid." Zij nam hem bij de hand.

Een Russisch detachement was hen voorbijgereden, zonder meer op hen te letten dan op het stof van den weg. Zij hadden halt gehouden. De oude muzikant zat op het gras en tokkelde met zijn vingers de snaren der luit, die hij van Maroessia overgenomen had. Hij zong met een zachte stem een eentonig lied, een soort van avondgebed.

Men kan er nu rondwandelen, maar de omgeving is nog allermelancholiekst. Men zou er kunnen schreien, en ten overvloede liet zich een klagende muziek hooren, terwijl ik er vertoefde. Toen ik bij ons rijtuig terug keerde, waren mijn moeder en de vrienden aan het luisteren naar de garba's of balladen van een ouden muzikant. Dat was de oorzaak van mijn ontroering.

Vanwaar toch dat fiere zelfbewustzijn in dien eenvoudigen speelman? Zou men niet denken, dat hij van edele geboorte was, wanneer men hem hoorde spreken en zingen? Zijne beschaafde, zachte stem, zijn edele bouw en fiere gelaatsuitdrukking, alles scheen er op te wijzen, dat hij slechts voorgaf een eenvoudig muzikant te zijn.

Wel mocht Goethe zeggen, dat de gedaante van den muzikant het muzikaal genot altijd verstoort, en dat ware muziek alleen voor 't oor moest wezen; en ik deel in zijn denkbeeld dat al wat strijkt, blaast, of zingt, ambtshalve, onzichtbaar zijn moest.

Toen de voorstelling van de nigger-melodist geëindigd was, kwam Bob bij ons en uit de wijze, waarop hij Mattia aansprak en de hand drukte, zag ik hoeveel men van mijn vriendje moest hebben gehouden: bij een broer had niet zooveel blijdschap uit de oogen en de stem kunnen spreken als bij dien voormaligen clown, die om de dure tijden, zooals hij zeide, reizend muzikant had moeten worden.