Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 juli 2025
Als zij de kamer binnenkomen, zit de molenaar aan de tafel en heeft twee volle glazen vóór zich staan, en hij klinkt met het ééne tegen 't andere, en met het andere tegen 't ééne, en drinkt beurtelings voor twee, en een glimlach ligt over geheel zijn breed aangezicht verspreid.
En van zoo'n aanblik wil ik hier niets weten, en geen mensch zal zeggen, dat hier in de studeerkamer van Mijnheer den baljuw zoo iets onfatsoenlijks te zien is geweest. Neen, we willen liever overleggen, waar wij met den kerel zullen blijven." Toen dringt de molenaar Voss naar voren en wil zich op de borst slaan, maar hij slaat meer naar beneden op de maag en zegt: "Blijven? Wat blijven?
"Ik kan mijn hemd wel uitwringen," zegt de bakker. "En mijne laarzen loopen zachtjes aan al vol," zegt de molenaar. "Mijnheer de burgemeester, ga wat achter mijn' mantel staan, om te schuilen," zegt mijn oom Herse, en hij maakte zich nog een beetje breeder, dan hij van nature was; ik verheug mij maar, dat deze tirannenknechten ook door en door nat worden."
Piet van Dril was de eerste, die zijn vlag uit het zolderraam stak, en toen volgde Jan Vos, en daarna Van Dijk, de molenaar, en Vrouw van Aken, en Teun de visscher, en de meester, en de ontvanger, en de burgemeester.
"Molenaar Voss," zegt de zoon van den schout Besserdich uit Gulzow, "breng uwe paarden uit den weg! Wie maar eenigszins bij de hand is, maakt zich den mooien regen ten nutte, want de Fransozen hebben gezorgd, dat ze onder dak kwamen." De oude molenaar gaat echter bedaard verder en brengt den mantelzak op het slot.
De molenaar begint nu zoo wat te pruttelen van "hm" en "nu ja!" en "maar" en krabt zijn hoofd. "Vrind Voss," zeide mijn oom, die knorrig werd, "wat beduidt dat pruttelen?
"Zie zoo," zegt Frederik, "nu maar achterin, in den wagen! Zoo, lig daar nu maar stil! Frits Sahlmann, span jij de paarden eens in! En gij, mijnheer Droi, help mij, om er den molenaar op te krijgen; maar pas goed op, dat hij de balans niet verliest, want ik ken hem, dan tuimelt hij omver." Zoodra nu de molenaar, zit, vraagt Frederik: "Wel, is alles aan boord?"
En de oude molenaar zat daar en schoof zijne slaapmuts op het hoofd heen en weêr, en zag zijn kind aan in haren angst en dan weder het blanke geld, en op ééns sprong hij overeind, zoodat hij bijna de tafel had omgestooten en riep uit: "Heer in den hemel! ik weet nergens van, ik weet niet waar hij gebleven is; hij lag achter in mijn wagen, dat weet ik!"
Eindelijk drukte boerke den raaf nog éénmaal dat hij kraste, en zei toen: »en ten vierde, is er gebak onder het bed.« »Wat koekoek!« riep de molenaar, en hij ging en vond het gebak. Nu zetten de twee zich samen aan tafel, maar de molenaarsvrouw bekroop de doodsangst, zij ging in bed liggen en nam alle sleutels bij zich.
"Mijnheer de raadsheer," zegt Voss, "'t is mij alles egaal of het een fanaal, of een kanaal, of eene andere aal is; maar, wie mijn' watermolen in brand steekt, die zal er niet gemakkelijk afkomen." "Windmolens, windmolens, meen ik, molenaar Voss: wie praat toch van watermolens? Watermolens liggen in den grond en branden niet.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek