United States or Åland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ay, noch so blijft mijn herte verseert Van der scoonder Sanderijne: Sine wilt niet doen den wille mine, Dies moetic droeven alle mijn dage.

Zoodra gij de minste mine maakt, om zonder mijn verlof op te staan, knijp ik uw hersenpan, als een eidop te gruizel. Hij liet zijn hoofd en armen zakken, en bewoog zich niet. Alle aanwezigen schreeuwden en gilden nog om het hardst. Neem uw zweep, Halef, en breng den boel tot bedaren! Nauwelijks had ik het gezegd, of de zweep van den kleine streelde allergevoeligst Habulams rug.

»Diable! eene verrassing! dat's erger!" en Piet Cham maakte eene tragisch-comische mine; »maar die verrassing kan immers wel op het laatst komen; ik beloof u, dat ik er even verrast om zal zijn; zeg aan die heeren, dat ik een oud vriend heb ontmoet, aan wien ik nog een half uurtje wensch te geven." »Gij gaat cavalièrement te werk met die heeren!" sprak Frits glimlachend.

Hi heth mi fyf bern lêten, 2 suna ånd thrju toghatera. Konerêd alsa hêt min forma, Hâchgâna min ôthera, mine aldeste toghater hêth Adela, thju ôthera Frulik ånd tha jongeste Nocht. Thâ-k nêi tha Saxanamarka for, håv ik thrju boka hret. Thet bok thêra sanga, thêra tellinga, ånd thet Hêlênja bok.

Bladen XII, bl. 52, vergel. III, bl. 81. In Westfalen luidt de formule: Imme, Imme, din Heer is dood, Nu bliw bi mi in mine Nood. Ook in West-Vlaanderen, de Kempen en het Meetjesland klopt men op de korven en zegt: "Bietjes waakt, want de meester slaapt", of "de meester vertrekt."

Den storm die hierdoor werd opgewekt, kan ik overslaan, omdat de goede Virgilius dien voor my beschreven heeft: quos ego... en ite, deae pelagi! Gut, wat de tritons zich weerden... Trui, Mine, Petró! En Aeolus, de brave Stoffel! Alles blaasde braafheid, en 't Ryk der ondeugd sidderde. Als 't schepsel dan in-godsheerennaam maar zeggen wou waar ze geweest was, kermde de moeder.

Doe ic versach dat scone cruut In den boemgaerdekijn, Ende ic verhoerde dat soete geluut Van den mageden fijn, Doe verblide dat herte mijn, Dat ic moeste singen na: Harba lori fa, enz. Doe groette ic die allerscoenste, Die daer onder stont; Ic liet mine arme al omme gaen; Doe ter selver stont Ic woude se cussen an haren mont; Si sprac: "laet staen, laet staen, laet staen!" Harba lori fa, enz.

"Dat zei de dokter ook, niet waar, Constance?" antwoordde de beminnelijke man. "Ik dank u, mijnheer, voor de inlichtingen. Gij studeert te Leiden?" liet hij schielijk volgen, toen hij zag dat ik weder mine maakte van te vertrekken. "Blijf nog een oogenblik; ik heb u uitgehoord; nu moet ge niet ineens weggaan. Ik heb ook te Leiden mijn graad gekregen."

Hyrmitha wil ik enda, mâr after min skrywe skil-et thi licht nog falla, vmb tha lêjenaftiga teltjas to müge skiftane fon tha wara tellinga. Jow Ljudgêrt. Mine nôm is Bêden, Hachgâna his svn. Konerêd min êm is nimmer bostigjath ånd alsa bernlâs sturven. My heth mån in sin stêd koren. Adel thene thredde kåning fon thjuse nôme heth thju kêse godkêrth, mites ik him as mina måstre bikenna wilde.

Toen de vrouwelijke geest verdwenen was, gaf Miné haar echtgenoot den listigen raad, dat hij er in zou toestemmen, aan het verzoek van Yoné te voldoen, als deze hem met honderd ryo zou willen beloonen.