United States or Morocco ? Vote for the TOP Country of the Week !


Anders... Viegelantje, meheer?” De Bobberd spreekt een heer toe, die hem rakelings voorbij gaat, en slaat met kracht zijne koude handen samen, als applaudisseerde hij zijn eigen woorden. „Viegelantje, meheer?”

Een werkman stapt op Z. K. H. toe met een: »Vuur, asjeblieft meheerDe Prins heeft blijkbaar schik, dat hij niet herkend wordt, doet even een flinken trek en houdt zijn pijp aan den onbekende voor en vraagt, terwijl die een goeden haal doet: »Gaat het?« »Opperbest meneeren daarop: »Dank je wel menheermet een tik aan zijn pet. »Tot je dienstvan den Prins, die glimlachend verder gaat.««

Maar ze zou maar flussies wat raizen opgooien, en dan zoudie wel gauw weer hielkendal op-eknapt zain; as meheer een hemd van haar man an wou hebben; meheer had maar te spreken," enz. enz. Wij lieten Pieter aan hare zorgen over en begaven ons naar de werf.

De dienstbode verscheen, en noodigde »meheer" uit naar »prefesters" studeerkamer te komen. Ook dat vertrek en de weg, die er heen leidde, waren André van ouds bekend. Gedurende zijne studiejaren was het boekenvertrek van professor Van Dam langzamerhand meer en meer een heiligdom voor hem geworden.

Ik antwoordde dus dat ik Klein Klaasje niet kende. "Heeft meheer Pieter hem uwe dan niet gewezen? De heele stad kent Klein Klaasje. Hij krijgt centen genoeg"; ging Keesje voort. "Maar wat is het dan voor een man?" vroeg ik. "Het is", zei Keesje, "in 't geheel geen man. 't Is een dwerg, meheer! een dwerg, zoo waar as ik hier voor je sta. Je kent er mee in een spul reizen.

»»Zoo veul as nooit, meheer, zoo veul as nooit. Of 't most wezen, vier moal in 't joar, een heerschap uut Amsterdam" doch hierover scheen de oude zich niet te durven uitlaten. »»Toen de baron nog leefde, toen was het toch anders, niet waar?" »»Wel, nou wat za'k oe zeggen wel wat anders, moar alêvel niet veul beter toch.

Als dat een examen doen most: ik en me man, we hebben menigmaal teugen mekaar gezeid, hij kan wel in een oortjes doosie; hij wist zijn dingen wel, daar niet van; maar de schrimpeljeuzigheid, weet u. Ik ben altijd maar blij als U bij meheer komt, want hij is anders zoo'n vroolijk mensch, net as meheer ook; maar in die dagen is het dan onnoozel!"

We brengen et in bij den Vader; en de Vader geeft ons alle weken zakduiten. Dat is goed, meheer; dat is heel goed. Als ik oud wor, verdien ik geen kopere' cent meer; maar ik krijg toch de' zakduit. Hier", zeide hij, een bonten katoenen zakdoek uithalende, "deuze, en", op zijn tabaksdoos kloppende, "en deuze, heb ik van me zakduit gekocht".

"Warm weertje vandaag, meheer!" zeide Jansje, toen men een eindje voortgewandeld was, en zij meelijden begon te krijgen met het hijgen en blazen van den gezetten heer achter haar. "Ja kind, schrikkelijk, schrikkelijk!" zei Bruis; "is er niemand in den tuin?" "De familie is op den koepel," was het antwoord, "behalve juffrouw Mientje, die daar zit te lezen."

De Burgemeester nam een snuifjen en zeide: "Ik heb maar naar de gelegenheid gewacht om er u voor te beloonen." "Wat dat betreft, meheer!" hernam Kees, en een groote traan kwam om het hoekje van zijn neus kijken, want hij was een gevoelig man, ondanks zijn bakkebaarden: "Menheer is altijd een goed heer voor me geweest. Ik verlang..."