Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 mei 2025


Marcus, let op mijn huis; Lucius en ik, wij gaan ten hove pralen; Wij willen 't, ja, en hulde brengt men ons. MARCUS. O Hemel! kunt ge een brave hooren jamm'ren, En geen erbarmen toonen met zijn lot? Marcus, let bij zijn waanzin goed op hem, Wiens hart meer wonden heeft van bitter leed, Dan zijn gebutste beuk'laar vijandsmerken; En toch zoo vroom, dat hij geen wraak wil nemen!

TITUS. Ach, Marcus, Marcus! broeder, 'k weet te goed, Uw zakdoek kan geen traan van mij meer drinken, Want gij hebt zelf met de uwe hem gedrenkt. LUCIUS. Lavinia, kom, ik wisch uw wangen af. TITUS. Zie, Marcus, zie!

Zij hadden ook de schoone, koninklijke vrouw gegolden die, zonder zich aan de aanwezigen te storen, het edele hoofd met de paarlenkroon tegen den machtigen schouder van haar gemaal had gevlijd. Maar die treurigheid had niet lang geduurd, en Marcus Antonius had uitgeroepen: »Nu weg met al die droefheid! Wij hebben de Larva niet noodig.

Gij Romeinen noemt het huwelijk van een uwer grooten met een vreemde vernederend.... Maar ik wil mij.... Ik zou het gaarne voor mij zelve houden, maar gij dwingt mij te spreken, en ik wil het doen, hoewel uw eigen vriend Proculejus mij aanmaant voorzichtig te zijn... Ik, ik, Cleopatra, was de ware gemalin van Marcus Antonius, volgens de zeden van dit land, toen gij hem hebt uitgehuwelijkt aan de weduwe van Marcellus, nadat die nauwelijks zijne oogen had gesloten.

»Laat mij gaan zien wat zij willen," viel Archibius haar bezorgd in de rede, en hij haastte zich naar de deur, maar juist werd zij geopend door den hofmaarschalk, die haar toeriep: »Marcus Antonius nadert de Lochias, en half Alexandrië volgt hem!"

Misschien was dit het laatste, maar ik herinner mij geen dat schooner was! Het was als in de lentedagen van onze liefde. Marcus Antonius zou een steenen beeld hebben geroerd met die vereeniging van mannelijke stoutheid en nederige toewijding, waaraan geen vrouw kan weerstand bieden. Evenals vroeger krompen de uren tot oogenblikken in. Wij waren weder jong, weder één.

TITUS. Maar stel, zij had een vader en een moeder, Hoe lieten die de gouden wiekjes hangen En gonsden in de lucht hun jammerklacht! Die arme schuldelooze vlieg! Zij kwam om ons een aardig lied te gonzen, Ons te verheugen; en nu doodt gij haar! MARCUS. Vergeef mij; 't was een zwart en leelijk dier, De Moor der keizerin schier; daarom doodde ik 't. TITUS. O, o, o!

«Pruscia» stamelde de jongeling en zag tot zijn weldoener op «zij had bruine oogen en golvende haarlokken als gij. Ik weet niet waarom, heer Hoofdman, maar uw gelaat herinnert mij aan dat mijner arme moeder.» «Ik ben uw oom, Verticobesloot Marcus. «Hoe gelukkig ben ik u weder te vinden!

TITUS. Foei, schaam u, moord'naar! mij doodt gij het hart. Mijn oogen zijn verzaad van 't zien van gruw'len; Een moord, op een onschuldige volbracht, Staat Titus' broeder slecht. Neen, ga van hier; Ik zie, wij passen voor elkander niet. MARCUS. Ach, Titus, 't was een vlieg slechts, die ik doodde.

De Romeinen waren zoo verrukt over de schoonheid en schranderheid hunner nieuwe gunstelingen, dat strenge zedenmeesters het noodig achten deze liefhebberij in 't openbaar aan de kaak te stellen. "O ongelukkig Rome!" riep Marcus Portius Cato uit. "Welke tijden beleven wij nu? De vrouwen voederen Honden op hun schoot en de mannen dragen Papegaaien op de hand!"

Woord Van De Dag

vreugdelooze

Anderen Op Zoek