Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 mei 2025


Marcus Tullius , de vader der Romeinsche welsprekendheid, placht altijd met een ongegronde vreesachtigheid als een hakkelende jongen te beginnen en dit verklaart Fabius voor een bewijs, dat hij een verstandig pleiter was, die zijn verantwoordelijkheid begreep. Erkent hij echter door dit beweren niet openlijk, dat de wijsheid een hinderpaal is voor de goede behandeling eener zaak?

Aan hem en zijn gezin was het verboden in de stad te komen, en daarom was zijn nachtelijke vlucht naar zijn vriend met groot gevaar gepaard gegaan. De bezorgde vrouw vreesde het ergste voor haar broeder, indien Marcus Antonius de overhand behield, en toch wenschte zij van ganscher harte de overwinning toe aan de Koningin.

Maar gij zijt meer belezen, hebt meer oef'ning; Dus, doe een keus uit heel mijn boekerij, En leid uw kommer af, totdat de hemel Den gruwb'ren euveldader openbaart. Welk boek? Wat heft zij bij herhaling de armen op? MARCUS. Ik denk, zij meent, dat aan de wandaad meerd'ren Meêplichtig waren; ja zeker, meerd'ren waren 't; Of wel, zij heft ze hemelwaarts om wraak.

TITUS. Marcus, gij hebt mij op den helm geslagen En met die knapen in mijn eer gewond; En elk van u acht ik mijn vijand thans. Zoo kwelt mij dus niet langer, maar gaat heen. MARCUS. Hij is zichzelf thans niet, komt, laat ons gaan. QUINTUS. Ik niet, eer Mucius' lijk begraven is. MARCUS. Broeder, want in dien naam pleit de natuur, QUINTUS. Vader, want in dien naam spreekt de natuur,

De vrouwen die reeds menig spiegelgevecht op zee hadden bijgewoond en de beteekenis er van begrepen, riepen allen als uit éénen mond: »Verraad! Zij geven zich aan den vijand over!" De vloot van Marcus Antonius, door Cleopatra voor hem in het leven geroepen, was tot op de laatste bark overgegaan tot den erfgenaam van Cæsar, den overwinnaar van Actium.

Mijn jeugd ontbeert veel lichter 't bloed; daarom Moog' mijne hand der broeders leven redden. MARCUS. Welke uwer handen, spreek, heeft Rome niet Behoed, de felle krijgsakst niet gezwaaid, Op 's vijands helm verdelging niet geschreven? O, geen van beide, die niet roemrijk was.

Nu, knaap, laat thans eens kijken, hoe gij schiet; Trek stevig aan, dan treft de pijl haar doel. Terras Astraea reliquit: Ja, Marcus, denk: ze is weg, zij is gevloden. Gij, heeren, neemt uw werktuig. Neven, gij, Doorzoekt den oceaan en werpt uw netten, Of gij in zee haar vangt, hoewel daar is Niet meer gerechtigheid dan op het land.

LUCIUS. Gun, lieve vader, zoo 'k uw zoon zal heeten, Dat ik mijn broeders van den dood bevrijd. MARCUS. Om onzes vaders, onzer moeder wil, Moge ik mijn broederliefde u thans betoonen! TITUS. Zoo wordt het samen eens; ik spaar mijn hand. LUCIUS. Nu, dan haal ik een bijl. MARCUS. Maar ik gebruik die bijl. TITUS. Kom, Aaron, kom; die twee wil ik bedriegen; Leen mij uw hand, dan geef ik u de mijne.

Wat de vluchtelingen betrof, hen stonden, dacht hem, slechts twee mogelijkheden open: Cleopatra zou zich blijven vasthouden aan Marcus Antonius en wat de goden mochten verhoeden met hem te gronde gaan, of hem opofferen, en troon en leven behouden. In beide gevallen zouden de geredden zonder gevaar terug kunnen komen.

De jongeling sprong haar na, dook als een visch en bracht het meisje behouden aan wal. De Romeinsche ambtenaar en zijne vrouw waren den redder van hun kind zeer dankbaar en schonken hem hulp en bescherming. Marcus, die toen nog Punto heette, werd soldaat in het Romeinsche leger; hij verliet zijne eenige zuster, eene weduwe, met een lief knaapje, dat pas zes maanden oud was.

Woord Van De Dag

vreugdelooze

Anderen Op Zoek