Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 mei 2025
Romein zijt gij, zoo wees dan geen barbaar; De Grieken pleegden raad en schonken Ajax, Schoon hij zichzelf versloeg, een graf, waarvoor Laërtes' wijze zoon met aandrang pleitte. Zoo zij den jongen Mucius, eens uw vreugd, Hier de ingang niet geweerd. TITUS. Rijs, Marcus, op! Dit is de onzaal'gste dag, dien ik aanschouwde; In Rome werd ik door mijn zoons onteerd!
Op eens gingen de smalle leden van het houten reuzenlegioen uiteen en roeiden in minder breede rijen verder. Dat geschiedde zeer kalm, en in dezelfde onberispelijke orde, als eenige dagen geleden, toen zij onder de oogen van Marcus Antonius een dergelijke beweging hadden uitgevoerd. Het scheen dat de lust tot strijden hen onophoudelijk voorwaarts dreef.
MARCUS. Ontstelde mannen, Rome's volk en zonen, Verstrooid door 't oproer als een vogelzwerm, Dien wind en stormgeloei uiteen doen spatten, Laat mij u leeren, die verspreide halmen Op nieuw tot ééne garve saam te voegen, Die stukgereten leden tot één lijf, Opdat niet Rome een vloek zij voor zichzelf, En zij, voor wie zoo groote rijken buigen, Niet, als een arm verstoot'ling, zonder hoop, Tot eeuw'gen smaad de hand sla aan zichzelf.
Alles wat Aegyptisch heette was bij de Romeinen gehaat of verdacht, en zij konden aan deze vrouw, die te huis behoorde aan den Nijl, moeilijk vergeven, dat zij eenmaal een Julius Caesar aan hare voeten had gezien, en Marcus Antonius aan zich had onderworpen. Andere geschiedschrijvers, met Plutarchus aan hun hoofd, hebben het raadsel eerlijker opgelost, meermalen zelfs ten gunste van Cleopatra.
Bij Priapus, die waakte aan de tuindeur, was de wit bestofte boodschapper afgestegen. Martialis ging hem te gemoet. Wat wenscht de Keizer? vroeg de dichter, bleek. Dat Marcus Valerius Martialis onverwijld ten Hove verschijne. Hij gehoorzaamt, zei de dichter. Marcella, bied verfrissching den boodschapper. Martialis kwam glimlachend bij zijn gasten terug.
Foei, foei! het is, of waanzin mij doet spreken, Alsof wij ons gemis vergeten konden, Zoo Marcus ons maar niet van handen sprak! Komt, vangen we aan; en gij, lief kind, eet dit. Hier is geen drinken. Marcus, hoor haar spreken, Ik kan de tolk zijn voor haar mart'laarsteekens. Zij zegt: zij drinkt geen andren drank dan tranen, Uit leed gebrouwen, op haar wang gemengd.
De oude heer was met het mooiste troostwoord uit Marcus Aurelius op de lippen, binnengetreden; doch toen hij haren toestand gewaar werd, dacht hij er in 't geheel niet meer aan en riep herhaalde malen: "Kindlief, wat scheelt u, wat scheelt u?"
Hier, Marcus, vouw 't verzoekschrift er om heen; Gij schreeft het als een need'rig smeekeling; En klop, als gij 't den keizer hebt gegeven, Bij mij eens aan, en meld mij, wat hij zegt. BOER. Nu, God zij met u, heer; ik zal het doen. TITUS. Kom, Marcus, laat ons gaan. Kom, Publius, volg mij. Aldaar. Voor het Paleis.
Met veel warmte trachtte Charmion nu de Koningin te doen inzien wat de aanleiding was geweest, dat de Syriër Barine met zulk een fellen haat vervolgde. Het lag voor de hand, en behoefde nauwelijks bewezen te worden, dat de geheele omgang van Marcus Antonius met de kleindochter van Didymus in het minst niet tot een nauwere betrekking had geleid. Cleopatra luisterde echter slechts met een half oor.
Vijf eeuwen heeft dit monument gestaan, Dat ik met groote kosten heb herbouwd; Hier rusten eervol krijgers, Rome's dienaars, Maar niemand, die in booze twisten viel. Begraaft hem waar gij wilt, hier komt hij niet. MARCUS. Dit, broeder, strijdt met wat de vroomheid eischt, Want Mucius' daden pleiten luid voor hem. Hij moet begraven worden bij zijn broeders.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek