Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 juli 2025
MARCUS. Ontstelde mannen, Rome's volk en zonen, Verstrooid door 't oproer als een vogelzwerm, Dien wind en stormgeloei uiteen doen spatten, Laat mij u leeren, die verspreide halmen Op nieuw tot ééne garve saam te voegen, Die stukgereten leden tot één lijf, Opdat niet Rome een vloek zij voor zichzelf, En zij, voor wie zoo groote rijken buigen, Niet, als een arm verstoot'ling, zonder hoop, Tot eeuw'gen smaad de hand sla aan zichzelf.
Kom, het Rijntje dan nog maar reis". En haar schaar opnemende, om die, onder 't opzeggen, bij iederen nieuwen regel open te doen en bij 't invallen der caesuur toe te knijpen, begon zij met een door verlegenheid wat heesche stem, die gedurig scheller werd: "Zoo rust dan eindlijk, 't ruwe noorden Van hageljacht en stormgeloei, En rolt de Rijn weer langs zijn boorden, Ontslagen van de winterboei."
De regels golven aan en zwellen in een waar Homerisch stormgeloei, en wanneer wij luisteren naar het breken der Castiliaansche speren op de Moorsche schilden, dan worden wij herinnerd aan die geweldige regels van Swinburne's Erechtheus: »Met een aardschok van botsend geweld, en met hoeven, bloeddruipend en rood, Grijpt de woedende krijg naar de zeis en zijn voet brengt den vlammenden dood.«
Met woedend stormgeloei rukte het tweede legioen aan, en spelt dood en vernietiging aan 't rijk van den zomer. Een ontzettende hagelslag snort door de lucht en rakkelt op de hei, en doet het haas en konijn opschrikken en de lepels spitsen in hun onderaardsche legers. Geen mensch is instaat om tegen zulk een gezweepten steenregen het hoofd en den schouder te zetten.
Het achterschip zat intusschen nog op de pier vast, slechts een twintig Meter van het lichttorentje verwijderd. Zouden zich ook daar nog menschen op bevinden? De bange Donderdag ging langzaam voorbij onder sneeuwjacht, hagelslag en stormgeloei. De zee kookte en woelde zonder ophouden voort en maakte het onmogelijk het wrak te naderen.
Van eigenlijke decoraties was in die dagen nog geen sprake. Uit de woorden van het stuk kon den aandachtigen toeschouwer vaak blijken, hoe en waar men zich het tooneel te denken had, maar er werden toch meestal ook andere middelen gebezigd om der verbeeldingskracht te hulp te komen. Wie een paar standaards ten tooneele zag brengen, begreep terstond, dat hij zich een legerkamp of een slagveld moest voorstellen; werd er een tafel met een paar kroezen nedergezet, dan verbeeldde het tooneel natuurlijk een taveerne; een paar groene struiken verplaatste in een bosch of tuin; en bij het zien van een troon behoefde men niet te twijfelen, of men een zaal van een koninklijk paleis voor zich zag. Als er een proloog werd uitgesproken, zooals in Pericles, hoorde men vaak mededeelen, waar het stuk speelde, maar men werd hiervan ook dikwijls onderricht door een plank of bordje, dat met groote letters den naam van de stad of het land, waarheen men zich verplaatsen moest, te lezen gaf; zulk een bordje werd dan b. v. aan het balkon, goed voor allen zichtbaar, opgehangen. Zoo zegt in Kyd's Spaansche Tragedie Hieronymo: "Hang op het bordje: Ons tooneel is Rhodus." Men was volkomen tevreden met zulke aanwijzingen; als men vernam, dat het stormde, hagelde of sneeuwde, verlangde men niet, dat liet stormgeloei of het gekletter der hagelsteenen zich bij de woorden des spelers telkens deed hooren, of dat witte vlokken over het tooneel stoven; werd er een veldslag geleverd, dan behoefde er geen slagveld gebouwd te worden met hoogten en laagten, waarop eenige meer of minder geoefende, of geheel ongeoefende, krijgers heen en weder sprongen, die elkander af en toe klinkende zwaardslagen toebrachten, maar, zooals Shakespeare in zijn "Koning Hendrik
Eerst waren 't alleen nog de donkere groepen van bootwerkers, sjouwers en sleepers en allerlei andere werklui, die met hun moe-zwaren stap en hun stemmen als stormgeloei de stilte kwamen verstoren; maar de bakkers, de karren met klappende deksels, de melkboeren met hun goedmoedig geroep, de vuilnismannen en krantenbezorgers volgden al gauw, en daarop kwamen de zware wagens, begon het gedaver, het rammelen en dreunen, het straat-geschreeuw en 't schelle gebel van de trammen.
De man bracht zijn mond bij mijn oor; duidelijk speurde ik zijn adem en tabaksgeur, en, boven het stormgeloei uit, vernam ik zijn fluisterende stem, terwijl hij mij eenige scherpe patronen overgaf: »Zorg datte d'r fen deuze private geen gebruik gemaakt wordt door soldate beneide de rang fen onderofsier«... P
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek