Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juni 2025


Je brengt zeker slechte tijding, niet waar?" »'t Kon niet slechter, neef," was het antwoord van Marten, terwijl hij 't Oude Hoen eene hand gaf. Deze was een klein manneke, maar hij had breede schouders en gespierde armen, en zijn gelaat teekende zooveel verstand, oprechtheid en zielenadel, dat het onwillekeurig vertrouwen inboezemde.

'k weet het wel; maer 't zal nie waer zijn; ge kent me nog nie, manneke'! De geest stak zijne' vinger uit en raekte-n-er aen Jan zijn hand; maer op d'hand van Jan was 'en heel blijn gebrand. Wel Nondekeu! riep Jan, wilde gij zoo kennis mij make'? Het schijnt da ge warm handen hebt, gebuer? Maer zoo zijn we niet getrouwd, 'k Zal ouw wel afleeren. Arrê! dat is het eerste koofke!

"Ik rijd alleen maar met mijn auto van de hoogte af, omdat het zoo lekker gaat." "Ja, ja," zei Flipsen, "jij hebt je woordjes wel klaar, maar ik vertrouw je niet verder, dan ik je zie. Pas op, manneke, ik waarschuw je, dat je geen verkeerde dingen doet, want ik heb je al lang in de gaten." Flipsen vervolgde zijn tocht langs de kluft naar beneden.

Omtrent dien tijd hoorden de geburen door eene boerin zeggen, dat er tusschen Zoersel en Schilde, te midden der heide, een stokoud manneke woonde, dat macht had over alle tooverij en van alle kwade handen en verwenschingen kon verlossen.

Wat wil hij dan? Wil hij liefde van den pleegvader en heulen met een Delila! Wil hij twee heeren dienen!? En die jongen daar; voert ook hij iets in zijn schild? Heeft de wauwelaar van 't stadje dezen morgen waarheid gesproken? Zou dat manneke zich verstouten.... zou hij zich in 't hoofd hebben gezet dat bij met Jacoba....? Neen, 't is bijna niet te denken; en toch....

Het volk uit de havenstad drong op de kade om het schip samen, maar niemand verstoutte zich het vaartuig te betreden. Eindelijk achtte de magistraat het zijn plicht een onderzoek in te stellen. Ook het ruim vond men ledig, op éen kajuit na: daar zat een klein, zwart manneke, en ter linkerzijde van hem lag een zwaard, ter rechter een korst brood.

Ik deed het en nu was het de beurt van monsieur om vreemd op te zien. "Hoe kom jelui daaraan, jongens? Wie heeft je gezegd, dat Henri en Jacques in de gevangenis zijn?" "Uzelf monsieur!" antwoordde ik. "Wat? Ik? Ik heb dat niet gezegd, manneke!

Dikwijls hoorde ik in de dichte, schilderachtig dooreengegroeide planten van het donkere woud, de hoogst eigenaardige stem van het kleine Manneke, dat al krakend in onze onmiddellijke nabijheid rondfladderde, zonder dat wij het zagen."

Verleden jaar had ik ook een jongen; maar dien heb ik weggejaagd, omdat hij lui was en streken uithaalde. Als hij dat nu ook maar niet doet, dan zal het wel gaan. Maar werken, manneke, werken is nummer één, en uit de boeken lezen hoe je werken moet, en waaróm je zoo doet, dat is nummer twee. Het een gaat niet zonder het ander. Nu, zeg op! Wat denk je ervan?"

"En wat wil je leeren?" "Daar geef ik niet om, als het maar iets is waarmee ik mijn brood verdienen kan!" "Je bent een onverschillige jongen," zei de zeeman. "Dat is niet waar," antwoordde George. "Nu heb ik twaalf ambachten en dertien ongelukken. Dat wordt nooit wat goeds! Ik wil één ambacht leeren!" "Nu, nu, het was zoo erg niet gemeend, manneke! Weet je wat ik ben?" "Matroos?" "Neen!"

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek