Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juli 2025


Voor ongeveer honderd jaar lag in Zuid-Halland een oud landgoed, op een eenzame plaats, dicht bij de kust. Dat was met kleine, lage en ouderwetsche huizen bebouwd, met donkergrauwe rieten daken, en de groote kamer was zoo stokoud, dat ze dakvensters had. Het landgoed heette Brendane. Er hoorden groote landerijen onder, maar alleen de naaste omgeving van de huizen kon bebouwd worden.

Wat betreft de in België niet onbekende boschnimfen, die in Duitschland de typische benamingen van Moosfräulein, Wald-weiblein, Selige Fräulein e.a. hebben, deze behooren tot de windgeesten. In Noord-Bohemen heeft de boschnimf de gedaante van een stokoud moedertje, met sneeuwwit, wild rondfladderend haar en bloote voeten.

Toen hij nu het droomgezicht aan de overheden had meegedeeld en dezen, in de meening dat hij, als stokoud man, onzin praatte, er geen notitie van namen, ging hij bij zich zelf te rade wat er te doen viel en in de goddelijke dingen van jongs af aan onderricht, vervaardigde hij eene figuur van den held in een klein huisje en zette dit onder het beeld van Athene, dat in het Parthenon staat.

Aan zijne ooren zat Manes te zagen over zijne winst, en van de dingen die hij aanvangen zou als hij het kapetaal zou vastkrijgen dat zijne moei hem moest achterlaten, en hij wist nu zeker dat die moei ver, in eene vreemde stad woonde en stokoud was.

Dit gebeurde in 752. In het volgende verhaal zullen wij kennis maken met Karel, bijgenaamd den Grooten, den vermaarden zoon van Pepijn. Van eenen armen, kleinen Zanger en een grooten Keizer. Er was eens een stokoud moedertje, dat, met haren kleinzoon Engel, een tienjarigen knaap, eene kleine, lage hut bewoonde, vlak aan den oever der Schelde, dichtbij de abdij van Sint Bavo, te Gent.

Ze kwam haastig aantrippelen, binstdien vluggelings hare handen schoonvegend met haar blauwe schort, en hielp Goedele zich ontdoen van haren mantel. 't Was een stokoud wijveken, mager en omlage gekromd. Haar luttel gezicht lag plat tusschen twee pronte vlechten zilverwit haar, en haar kinneken stak vooruit en ging huppelend mee met hare minste woorden.

Mevrouw Dashwood, voor wie een man, die vijf jaar jonger was dan zijzelve, moeilijk zóó stokoud kon zijn, als hij toe scheen aan de jeugdige verbeelding harer dochter, trachtte Mevrouw Jennings te zuiveren van de verdenking, dat zij hem om zijn hoogen leeftijd had willen bespotten.

Omtrent dien tijd hoorden de geburen door eene boerin zeggen, dat er tusschen Zoersel en Schilde, te midden der heide, een stokoud manneke woonde, dat macht had over alle tooverij en van alle kwade handen en verwenschingen kon verlossen.

Een stokoud man, met eenen langen witten baard, deed eenige zonderlinge teekens over mijne moei en scheen iets in haar oor te prevelen; dan nam hij de weitekoekjes, brak ze aan twee en gaf den omstanders elk een stuk. Iedereen begon er van te eten. Mijn vader, die mijne aarzeling bemerkte, deed mij de anderen navolgen.

En toen deze geruchten zich verspreidden, liet er zich ergens achter het plaggenvuur van eenen heiboer een stokoud, reeds half versuft besje vinden, dat, zeker door deze reminiscentiën geprikkeld, zich de geheele legende van Huibert den Ever weer herinneren kon: hoe hij met den Booze heulde, hoe zijn afgeslagen hoofd den Duivel tot kegelbal werd, en hoe de voorspelling luidde, dat

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek