United States or Christmas Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Hm! zoo; maar weet je wel zeker, juffrouw, dat deze jongen Dorus Makko is, de zoon van den hondenscheerder?" "Heerem-ensch, meneer!" Strijkman kucht bedenkelijk en snuit herhaaldelijk zijn neus. "Meneer de avekaat, kijkt uwé dien jongen eens goed aan, en zie dan eens, of een mensch zich daarmee vergissen kan. Zoo'n bult vind je niet alle dagen, en dan zoo'n fyselomie.

Ziet uwé, hier is het geboortebewijs; dat is de trouwakte, en hier heb ik den brief en 't portretje. Asjeblieft." "Dank u." De heer Verhagen neemt de papieren aan, ziet ze vluchtig in en legt ze onder zijn bereik, naast zich, op tafel. "Is 't zoo in orde, meneer?" vraagt Strijkman. "Die papieren, ja, de zaak, neen. Zou u er een eed op kunnen doen, dat dit jongmensch de zoon is van Nicolaas Makko?"

De voorkamer, die door Makko den hondenscheerder bewoond wordt, is een beeld van de meest onbeschrijfelijke verwarring. Vastgehouden door de twee mannen, die hem tehuis brachten, staat de dronkaard midden in de kamer en schopt zoo ver hij kan om zich heen. Doodsbleek, met stukgebeten lippen en 't schuim op den mond, de oogen met bloed beloopen, brult hij als een bezetene.

"Makko." "Zoo!" Vrouw Juttner en Strijkman herademen op dat woord. "Dorus Makko?" Zijne moeder vragend aanziende, zegt de aangesprokene op doffen toon: "Nou niets zeggen, ?" "Ga jij maar weer zitten; ik begrijp genoeg. Hoor eens, baas Strijkman, ik zal maar niet langer omwegen maken; jij bent een oude schurk, en zij is je medeplichtige.

"Ja juist, die brief en 't portretje," grinnikt de pandjesbaas. "Is er niemand buiten u, die den zoon van Makko zou kunnen herkennen? Een van de vroegere buren bij voorbeeld?" "Och, meneer! wie zou dat moeten zijn! En bovendien als ik uwé nou op mijn woord van eerlijk, braaf mensch verzeker, dat hij het is... Ik zal me toch zoo niet bezondigen, meneer, om een valschen eed te willen doen."

Hoewel nog bleek en eenigszins onvast van stem, antwoordt hij, zich tot een heesch lachen dwingend: "! ! ! ! dat is wel aardig, dat is casuweel." "Moeder," vraagt fluisterend Kobus, die al dien tijd stil op zijn stoel is blijven zitten: "Moeder, heet ik nou Makko?" "Stil toch," antwoordt vrouw Juttner even zacht, maar uiterst angstig, dat hij nog meer zal zeggen. "Hou je mond dan toch."

De papieren zouden volgens de meening van den ouden man het verdere wel doen. Allerlei zwarigheden kwamen hun echter, toen zij het plan bespraken, voor den geest. Wat zouden zij zeggen, indien een der vroegere buren van Dorus Makko toevallig den pseudo-Dorus zag en zich herinnerde, dat "Krates" volstrekt geen idioot was geweest? "Hij is gevallen en suf geworden," zei Strijkman.

De procureur Verhagen, die door de toevallige ontmoeting met Dorus op het concert van Polyhymnia den naam Makko had gehoord, was door het daaropvolgend gesprek met dokter Abels tot de overtuiging gekomen, dat de ware erfgenaam de jonkman was, dien hij op dien avond had hooren spelen.

Naast de deur bemerkt ge een gelijkvormige dito, die toegang geeft tot de trap, welke naar de bovenwoningen leidt. Even verveloos en verwaarloosd als haar buurvrouw, onderscheidt zich die deur alleen door een papier, dat boven tegen de gebarsten ruitjes van het snijraam geplakt is en den voorbijganger vertelt, dat op de onderste voorkamer woont: N. Makko.

Laat je me nu haast de deur uit?" "Brieven, een portret in een lijstje.... ! 't lijkt wel een broer van Makko. Had je nog een oom?" "Ja! maar wat gaat jou dat aan?" Voorzichtig legt Strijkman de papieren weer bijeen, omwikkelt ze met een stukje touw en steekt ze in zijn borstzak, terwijl hij denkt: "'k Zal ze meenemen; je kunt nooit weten, waar het goed voor is."