Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 mei 2025
God! hoe mooi, hoe onvergetelijk diep-mooi was dat geweest! Dat stille wachten, in die wonderlijk teer-mooie rijzing van haar ranke figuur, en die glans om haar opgeheven hoofd! Hij voelde zich rijk en trotsch en forsch-verliefd. Met korte golven, elkaar verdringend als de branding, sloeg zijn verlangend denken aan haar door 't met moeite stil-liggend lijf.
Met de beenen gekruist onder het lijf, zit de Boeddha op een lotus-bloem, die eveneens van koper is. In drie jaren tijds is men er, na herhaalde mislukkingen, in geslaagd dit beeld te gieten. Wederom trof mij die massale rust, die glimlach van absolute onpersoonlijkheid; hier echter is de rechterhand waarschuwend opgeheven.
God trok zijn invloed van het aardrijk, en een stoet Van mindre Goden heerscht op 't lichaam en 't gemoed. Zy storten, naar 't hun lust, verdelging uit en woede, En nemen hier de deugd, daar boosheid, in hun hoede. Wy offren hun. Maar in mijn kindschheid nog bestond De stam van Kenos, die, met de Almacht in verbond, Haar eenig rookte, aanbad en offerde op de altaren. Wat zoude ik u hun leer van 's menschen val verklaren? Van Hemelgeesten? van gedoemden? van den staat Der zielen, als heur walm het stervend lijf verlaat? Ik volg het voorbeeld na, en 't voorschrift van mijne Ouderen, En nimmer nam ik 't juk dier dweepers op mijne schouderen, Dat boete, onthouding, eischt, en afstand aller vreugd. Ik zag hun aanhang ook verdwijnen sints mijn jeugd.
«Arm beest!» zeiden alle rozen, «wees maar niet bang: wij zullen je wel verbergen! Leg je kopje maar tegen ons aan!» De musch spreidde haar vleugels nog eenmaal uit, daarop drukte zij ze vast aan haar lijf en lag dood bij haar burinnetjes, de mooie, frissche rozen. «Piep!» klonk het uit het nest. «Waar zou moeder toch blijven? Dat is onbegrijpelijk!
Het is de zee, wen de zware lucht voortscheert de golven, de zee, als een binnenwater waarop reuzenlippen adem uitstorten, de zee, stil, vol geluiden, de zee als een droomenplek, waar de heete mond gulzig drinkt drinkt drinkt, in een passie naar licht, lucht, leven, dood. Het is de zee, groot, majesteitelijk, wiegend op het gladde lijf silhouetten van zeilen.
Hij wou zeggen: "Goed zoo," maar hij zei niets. Zij staarde in den Waal. "Mooi hè?" En in eens stond ze op, nam haar hoed uit 't rek, stak er vlug de pennen door en met haar beide handen aan haar hoed, de voeten wat van elkaar om stevig te staan, lachte ze in eens overmoedig met al haar tanden, als een kwaaie meid, haar oogen in de zijne: "Aan mijn lijf geen Bovenkerk."
Al die lichaamsdeelen schenen nu op te zwellen, en die neiging tot opzwellen verspreidde zich over het geheele hoofd en in 't bijzonder tot de lippen, zoodat het spreken moeilijk ging vallen. Dat gevoel van branderigheid verbreidde zich nu over mijn geheele lijf; mijn oogen leken uit te puilen en het gezicht begaf me, zoodat ik zoo goed als niets meer zien kon.
De lust was in hem haar in-eens op te nemen en weg te dragen, zoo snel dat ze van schrik lam zou zijn en de anderen verbaasd gapen zouden, en dan met haar alleen te zijn, waar wist hij niet, maar alleen met haar tusschen vier muren, en dan haar aan te zien, en tegen zich aan te drukken 't weerstrevende lijf en te zoenen den wulpschen mond, en haar dan te slaan, te striemen.
Sommigen namen de zaak zóó op, dat ze alle zijden japonnen van Clara Lövdahl nagingen en zich over ieder afzonderlijk ergerden, om daarna zich te verkwikken met de gedachte, dat ze geen draad aan haar lijf meer bezitten zou, als alles naar recht en billijkheid ging.
"Die ligt ginds." "Wat zegt ie?" hijgde Bensington, die kwam aanloopen zonder dat iemand op hem lette. "Ligt Flack ginds?" "Hij viel." "Ze kwamen er een voor een uit." "Wat?" "Deden een uitval. Ik loste m'n beide loopen." "En heb je Flack daar alleen achtergelaten?" "Zij zaten ons op 't lijf." "Vooruit," zei Cossar. "Jij gaat met ons mee. Waar is Flack? Breng ons er heen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek