United States or Belgium ? Vote for the TOP Country of the Week !


Boven op het dak stond een metalen wagen, met metalen paarden bespannen, en de godin der overwinning, die insgelijks van metaal vervaardigd was, bestuurde ze. Het was het museum van Thorwaldsen. «Wat schittert dat, wat schittert datzei de musch. «Dat zal wel het schoone zijn. Piep!

Ook de ooievaar brengt geluk en welvaart en lang leven. Waar hij nestelt, is het huis gevrijwaard tegen vuur en bliksem, en sterven geen kraamvrouwen. De kinderen zingen: Ooievaar, lepelaar, Met je lange bekke, Wanneer zal je thuis kommen? Als de muis piep zeit. Piep zei de muis: Ooievaar komt t' avond thuis. Ooievaar brengt ook de kindertjes.

Zij waren verzadigd en verlieten daarom de duiven, spraken allen haar oordeel over deze uit en slopen den tuin in, en toen zij de tuindeur open vonden, huppelde een, die volop verzadigd en daarom overmoedig was, op den drempel. «Piepzeide zij, «dat durf ik wel doen!» «Piepzei de andere; «dat durf ik ook wel en nog iets meerEn zij huppelde de kamer binnen.

Ik zou wel eens willen weten, waarvan de eenden toch zoo geschrikt zijn; van ons zeker niet; wel is waar zeide ik vrij luid tegen jelui: «PiepDe rozen moesten het eigenlijk weten; maar die weten niemendal, bekijken zich zelf slechts en geven geur van zich; ik ben deze burinnetjes van ganscher harte moede

Laat dat maar liggen, en leer je andere kinderen liever zwemmen!» «Ik zal er toch nog een beetje op blijven zittenantwoordde de eend; «ik heb er nu al zoo lang op gezeten, en dus kan ik er nog wel een paar dagen op zitten!» «Je moet het zelf wetenhernam de oude eend en ging weg. Eindelijk ging het groote ei open. «Piep, piepzei het jong en kroop er uit. Het was een groot en leelijk beest!

Kijk die eensschreeuwden ook haar jongen, toen zij dicht bij het nest kwam. «Dat is stellig een jonge pauw! Wat heeft hij mooie kleuren; je oogen doen er zeer van, zooals moeder verteld heeft. Piep!

Het is, alsof het een feestdag was.» «Piepzeiden de musschen. «Ja, het zijn waarlijk de oude burinnetjes: wij herinneren ons haar afstamming van den vijver. Piep! Wat zijn zij in aanzien gekomen! Ja, menigeen gelukt het in den slaap! Wacht! daar zit een verwelkt blad, dat zie ik heel duidelijkEn zij pikten er zoo lang aan, totdat het blad afviel.

Het haantje antwoordde: »Al vooruit, Naar mijnheer Korbes zijn huis.« »Neem mij meêzei de kat. Het haantje antwoordde: »Heel graâg! Ga maar achterop zitten, dat je er voor niet afvalt. En pas op het nat, Dat het vuil niet op mijn roode wieltjes spat Zweepje, zwiep, Muisjes, piep, Al vooruit Naar mijnheer Korbes zijn huis

Gij alleen, o vlugge en vlijtig ding, dat, langs den natten tak geklaverd, uw gepink laat hooren, fijn en snel, ge ontsnapt en snetst alom: „Ik leef nog: piep! Ik leef, spijts 's winters winterdom!”

Nu zijn er al zes en zestig. Piep, piep, piep! Hoort gij ze niet?" De onder-officiers lachten; maar er was evenwel iets dat hen verwonderde. Het gepiep scheen waarlijk uit de maag van den armen man op te komen; en het kon niet anders, of hij had door inspanning en lange oefening, voor dien enkelen klank ten minste, de buikspraak geleerd.