United States or Panama ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een soort van kiel van gelooid leder diende hem voor buis of jas, een breedgerande hoed bedekte zijn hoofd, leeren laarzen reikten hem tot boven de knie en sporen met groote wieltjes weerklonken aan de hooge hielen.

Op een doek staat de box en zus kruipt er in rond. Lijsje ligt in een hoek, haar wangen zijn afgeschrabd, een neus heeft ze al lang niet meer het paardje van Tony, dat twee wieltjes mist en overal kale plekken heeft, staat er ook bij en hier en daar liggen kegels verspreid.

Op haar schellen kwam een tweede knecht en duwde op haar bevel den stoel, tot dat doel op wieltjes staande, de kamer uit, naar het dak van het lager gelegen huis, den tuin, zooals Simonides het noemde. Tusschen de schoonste, met de meeste zorg gekweekte bloemen door, werd hij naar een punt gerold, vanwaar hij de brug, de fonkelende rivier en de talrijke schepen overzien kon.

De jongen ontwikkelde vroeg een werktuigkundig genie, dat zijn vader verrukte, en zijn moeder veel zorg veroorzaakte, want hij trachtte elke machine, die hij zag, na te bootsen, en hield de kinderkamer in een chaotische verwarring met zijn "naaimasine," een geheimzinnig samenstel van touwen, stoelen, spelden en klosjes, die de wieltjes moesten voorstellen.

Het haantje antwoordde: »Al vooruit, Naar mijnheer Korbes zijn huis.« »Neem mij meêzei de kat. Het haantje antwoordde: »Heel graâg! Ga maar achterop zitten, dat je er voor niet afvalt. En pas op het nat, Dat het vuil niet op mijn roode wieltjes spat Zweepje, zwiep, Muisjes, piep, Al vooruit Naar mijnheer Korbes zijn huis

Er waren eens een hennetje en een haantje, die wilden samen een reis maken. Toen maakte het haantje een mooien wagen met vier roode wieltjes, en vier muisjes spande hij er voor. Het hennetje ging met het haantje op den wagen en zij reden samen weg. Het duurde niet lang of zij ontmoetten een kat. »Waar gaat dat heênvroeg de kat.

Naar men zegt, wordt onder dit zware aanhangsel soms een plankje gebonden, dat ook wel op wieltjes rust, om de moeite verbonden aan het medesleepen van den staart te verminderen en beschadiging er van te voorkomen. De romp is bij dit ras met een vuil witte wol bedekt; de met korte en stijve haren begroeide kop, de ooren en de pooten zijn lichtbruin van kleur.

Dan zwenken zij weer om, recht de zon in het oog en vervormen zich tot een zwart warrelend lijnenspel: snorrende wieltjes in wielend insectenleven, draaiende wieltjes, die de draden spinnen van een weefsel, dat een geheel volk zal bekleeden, en zij snorren als nooit eenig ander spinnewiel. Maar het begin van het einde is nabij; de tijd van zingen is haast gedaan.

De opmarsch geschiedt dan ook in eene orde, het best gedisciplineerde bataljon waardig. Eenigen van den troep brengen onvermoeid in de houten kistjes op wieltjes als ammunitiewagens de gevonden steenen, lompen enz. aan, om ze straks tot barricaden op te werpen. Onweerstaanbaar boeit onzen kinderen hun spel. Ze volgen vol smeekend verlangen om mede te doen, de Jordanertjes in al hun bewegingen.