Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 30 juni 2025


Maar Nele, die Katelijne weder opgericht had, sprak luide: Is die vrouw krankzinnig, ik ben het niet, en wil hier sterven van dit brokje sneeuw, dat ik eet en zij nam een greepje sneeuw en stak het in den mond als die man mijne moeder niet heeft gekend, als hij heur al heur geld niet ontnam, als hij den hond van Klaas niet doodde, om, tegen den muur van den steenput onzer lochting, de zevenhonderd karolussen te stelen van den armen aflijvige.

Terwijl zij aten en dronken, sprak Uilenspiegel: Ik betaal alles, nu ben ik eens de landgraaf. Als mijne beurze ledig was, wat zoudt gij doen, kameraden? Als dat ongeluk overkomt, neemt dan mijn vilten hoedeken: het steekt vol gouden karolussen. Laat ons eens tasten, spraken allen te gader. En zuchtend, voelden zij tusschen hunne vingeren groote geldstukken die gouden karolussen moesten zijn.

En Katelijne riep altoos: Maak een gat, laat mijne ziel er uit. Zij klopt om buiten te zijn. Hij zal de zevenhonderd karolussen teruggeven. En weenend aanhoorde Nele heur waanzinnige reden. Doch Uilenspiegel en Lamme, met hunne reispassen op zak, trokken een kleine taveerne binnen, tegen de rotsen der Samber gebouwd, die op sommige plaatsen met boomen bedekt zijn.

Hier zijn twee karolussen voor u, koop er een kleed mee, weldra zult gij er duizend hebben". "Duizend, sprak ik, mijn beminde, dan zal ik rijk zijn". "Gij zult ze hebben, sprak hij. Maar zijn er in Damme geene vrouwen of meidekens, die nu zoo rijk zijn als gij dan zult wezen?" "Ik weet het niet", antwoordde ik. Ik wilde heure namen niet zeggen, uit vreeze dat hij ze zou beminnen.

Arm, zeide hij,... niet arm genoeg. Er zijn lage zielen, gieren en raven, die ons zouden aanklagen, zoowel om een zak kolen als om een zak karolussen met Zijne Majesteit te deelen. Wat bezat het arme Tanneken, de weduw van Sies den kleermaker, die ze te Heist levend begroeven? Een Latijnschen bijbel, drie gouden florijnen en wat potten van Engelsch tin, waarop eene buurvrouw loerde.

Geef mij een mes, riep hij, dat ik al dien gemeenen boeren en burgers de les spelle: ik ben een edelman en nooit sloeg men mij in het gezicht. Water! laat mij slapen, ik ben onschuldig. Ik ben het niet, die de zevenhonderd karolussen stal: 't is Hilbert. Drinken! Nooit bedreef ik tooverij of bezwering. Ik ben onschuldig, laat mij gaan. Drinken!

Zoo zijt gij schoon, ganschelijk in de panne en in het goud, lijk eene zon op de sneeuw! Brengt gij de zevenhonderd karolussen? Zult gij nog schreeuwen lijk de nachtuil? De hoogbaljuw deed den troep edellieden stilstaan en de bleeke ruiter sprak: Wat wil die schooister van mij?

Zij beiden zijn het, die het goed van den keizer hebben gestolen. Vrouwe, hebt gij niets te zeggen tot uwe verdediging? Katelijne keek naar Joost Damman en zeide met liefde: 't Is het uur van den nachtuil! Hans, mijn welbeminde, ik heb de hand van Hilbert. Zij zeggen, dat gij de zevenhonderd karolussen zult teruggeven. ... Doet het vuur weg, doet het vuur weg! kermde zij vervolgens.

Uilenspiegel hief de plaat van den brandmuur op, nam den pot en de karolussen en ging toen de karolussen begraven naast den steenput van Katelijne, daar hij wel wist dat men ze misschien in den put, doch geenszins er nevens zou zoeken. Vervolgens keerden zij terug bij Soetkin, die weende en zuchtte: Mijn man! mijne arme man! Nele en Uilenspiegel bleven heel den nacht bij heur waken.

De verkoop was gedaan en nochtans bleven de serjanten overal zoeken, zonder de karolussen te vinden. De vischverkooper riep: Gij zoekt slecht: ik weet dat Klaas voor zes maanden zevenhonderd karolussen bezat. Uilenspiegel zei in zich zelven: "Gij zult niet erven, moordenaar." Eensklaps keerde Soetkin zich naar hem en sprak, met den vinger naar den vischverkooper wijzend: Dáár is de aanbrenger!

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek