United States or Mauritania ? Vote for the TOP Country of the Week !


In de verte zagen zij schitterende ruiters in groepen bijeen en aan hunne spits reed een personage, bedekt met een zwart pannen opperste kleed met marter afgelegd, gekleed in een pannen wambuis met fijngouden belegsels en met roode kalfsleerzen, gevoerd met martervel. En zij herkenden den hoogbaljuw.

En op die poppen, schandpalen voor de verraders, las men de namen van den markgraaf van Harrault, bevelhebber van de versterkte plaats Philippeville, die oorlogsmunitie en mondbehoeften vermorste, om naderhand de plaats aan den vijand te leveren, onder voorwendsel dat hij gebrek had aan leeftocht; dien van Belver, dewelke Limburg overgaf, alswanneer de stede het nog acht maanden volhouden kon; dien van den voorzitter van den Raad van Vlaanderen; van den magistraat van Mechelen, die zijne stede bewaarde voor don Juan, van de heeren van het Rekenhof van Gelderland, dat gesloten was uit hoofde van verraad; van die van den Raad van Brabant, van de kanselarij des hertogdoms; van den privaten raad en van den raad van financiën; van den hoogbaljuw en burgemeester van Meenen; van de slechte buren van Artesië, die ongehinderd twee duizend Franschen doorlieten, dewelken hier kwamen plunderen.

En zij zagen er allen als goede vrienden en kameraden van den hoogbaljuw uit; en onder hen was een heer met een zure tronie, gekleed in groene panne, met goud afgeleid; en zijn opperste kleed was van zwarte panne, evenals zijne toque, die met lange pluimen versierd was.

Eensklaps kwam een koerier, met belletjes aan den gordel, voorbijgeloopen. Daar komt de baljuw, de hoogbaljuw van Damme! riep de voetlooper. En aldus liep hij tot aan het Schepenhuis, om er de burgemeesteren en schepenen samen te roepen. Toen hoorde Nele, in de volslagen stilte, twee klaroenen schallen.

En met den vinger wees zij naar den kant van Dudzele. Toen bemindet gij mij meerder dan nu. En zij nam de knie van den edelman vast en omhelsde ze, en zij greep zijnen schoen vast en kuste dien. Wie is die man, die gedood werd? vroeg de hoogbaljuw. Ik weet het niet, genadige heer, antwoordde de bleeke ruiter. Wij hebben geene zaken met hetgeen die schooister vertelt. Laat ons voortgaan.

Zoo zijt gij schoon, ganschelijk in de panne en in het goud, lijk eene zon op de sneeuw! Brengt gij de zevenhonderd karolussen? Zult gij nog schreeuwen lijk de nachtuil? De hoogbaljuw deed den troep edellieden stilstaan en de bleeke ruiter sprak: Wat wil die schooister van mij?

Achter hem reden jonge heeren, die, niettegenstaande de ordonnantie van wijlen Zijne Keizerlijke Majestijt, aan hunne pannen kleederen, gouden, zilveren en zijden borduursels, belegsels, banden, boordsels droegen. En hun opperste kleederen waren, gelijk die van den hoogbaljuw, met pels afgelegd. Zij reden vroolijk voort, met fladderende lange struisvederen op hunne met goud afgelegde toques.