United States or Curaçao ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dat doet mij genoegen, antwoordde Klaas; de aanbrenger zal niet lachen op mijn lijk. Hij sterve, de judas, sprak Soetkin met haatvollen blik. Maar Klaas dacht aan de karolussen en sprak: Dat was slim van u, Thijlken, mijn lieveling; Soetkin, mijn arme Soetkin, zal dus in haren ouden dag geen honger hoeven te lijden.

Dienvolgens liet hij uitbellen, dat hij een iegelijk gelastte en beval, goed gewapend met bussen, stokken en anderszins, op zoek te gaan, en alle schooiers en diepers te vatten en af te tasten, om te zien of in hunne gordeltasschen geen gouden karolussen staken of geenerlei stuk van de kleeding van de slachtofferen.

Weet dat ik niet Hans heet, maar Joost: wij waren van dezelfde grootte, Hilbert en ik; 't was Hilbert, waarschijnlijk, die de zevenhonderd karolussen nam. Drinken! mijn vader zal honderd gulden betalen voor een kroezeken water; maar die vrouw ken ik niet!

Door middel van koordjes waren zij tot een zoo vernuftigen toestel gemaakt, dat de beul naar den wil van den rechter, al de vingeren kon pletteren, of den lijder maar een geringe pijn veroorzaken. Hij stak de stokskens tusschen de vingeren en teenen van Soetkin. Trek aan, zei de baljuw. De hangman deed het wreedelijk. Toen sprak de baljuw tot Soetkin: Zeg mij waar de karolussen liggen.

God zij geloofd, sprak hij, omdat Hij mij mijnen vriend Uilenspiegel teruggeeft! Bazinne, breng ons te drinken! Uilenspiegel trok zijne tasch uit en sprak: Te drinken tot dit op is! En hij deed zijne karolussen rinkelen. Leve God! sprak Lamme, die hem gezwind de tassche uit de hand trok, ik ben 't die betaal, maar gij niet! Deze tassche is mijn!

Hij wilde, dat Gent arm werd, daar aldus de stad noch door arbeid, noch door handel of geld, zich tegen zijne stoutmoedige inzichten verzetten kon; daarom veroordeelde hij haar tot het betalen van het geweigerde aandeel in de schatting van vierhonderd duizend gouden karolusgulden en, daarboven, honderd vijftig duizend karolussen in eens, en elk jaar nog zes duizend als eeuwigdurende rente.

Nele leefde bedroefd en eenzaam te Damme bij Katelijne, die om den ijskouden duivel riep, maar dewelke niet kwam. Ach! zei ze, gij zijt rijk, Hansken, en zoudt mij de zevenhonderd karolussen kunnen terugbrengen. Soetkin zou op aarde terugkomen en Klaas zou tevreden zijn in het hemelrijk; gij moet ze teruggeven. Doe het vuur weg, de ziel wil er uit, maak een gat, mijn ziel wil er uit.

Gaat naar den kant van de Zeeuwsche eilanden, over Brugge, Heist en Knokke, langs het duin. Wij bezitten geen duit, spraken zij. Uilenspiegel antwoordde: Hier zijn duizend karolussen vanwege den prins. Gaat voort langsheen de waterloopen, vaarten, stroomen en rivieren; als gij schepen ziet met het merk J-H-S, dat een uwer het gezang des leeuweriks nabootse. Een hanengekraai zal U antwoorden.

En ik weet niet waar de andere zijn, maar ik denk dat de reiziger, die tot onzen rampspoed ten onzent verbleef, die heeft medegenomen, want nooit heb ik thuis karolussen gezien. De baljuw vroeg toen nog eens of beiden in hun gezegde bleven volherden. Zij antwoordden, dat zij geenerlei goed achterhielden dat den keizer toekwam.

Soetkin werd doodsbleek en sprak: Gij beproeft mij wel hard, heer God. Mijn arme voeten! En zij zegde dat, om de smert die zij uitstond en om de pijniging die zij nutteloos ondergaan had voor de gouden karolussen. Nele, als ze Soetkin zoo verduldig zag, begon vertwijfeld te weenen. Katelijne zwaaide met een stuk perkament en vervolgde: Ja, groot wonder is er geschied.