Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 juli 2025


'Ik praat het niet uit boeken na, en die het mij geleerd heeft is meer waard dan gij allen. Ik ken de taal van bloemen en dieren, ik ben hun vertrouwde. Ik weet ook wat menschen zijn en hoe zij leven. Ik ken al de geheimen van feeën en kabouters, want mij hebben zij lief, meer dan de menschen. Muisje! muisje! Johannes hoorde proesten en lachen, om hem en achter hem.

Ja, ik ben ook bang voor u, de massa in de groote steden. Ge spreekt wellicht van dom bijgeloof, en ge zegt, dat dit werk uit den tijd is. Heksen en reuzen voorspoken en naspoken kabouters en zeemeerminnen duivels en witte wijven menschen met den helm geboren en weerwolven al deze in bonte mengeling door elkander wat raken zij u? Ik vrees hen, die verstandig zijn. O! ik haat hun logica.

Kleine kabouters zitten op de smeulende turven en klauteren heen en weer, onmogelijke, onleefbare schepsels, half idee en half vorm, maar die niet aan zoo veel vleesch en been konden geraken als noodig is om te bestaan. Geboren bij het staren en mijmeren in den kunstmatigen gloed van het vuur, vervliegen zij zoodra het uitgaat. Als ik wil toegrijpen, is het enkel asch.

Dit is de historie van Hilbert en Japikje die niet konden trouwen, daar hij een kabouter tot vijand had. Houd allen de kabouters tot vriend, want nuttige kereltjes zijn het, als ze willen, in huis en hof, en schuur en stal, bekwaam vooral met ijzerwerk. Daarom ook zijn ze als de smeden, blijde om een lied. Doch waar zij huns gelijke niet in hebben, dat is in 't bedenken van een plagerij.

"'t Is toch akelig, dat ik zoo klein en zwak ben," zei de jongen. "Ik geloof niet, dat ik je helpen kan." "Je moet me niet wijsmaken, dat je zwak ben, omdat je klein bent," zei de koe. "Alle kabouters, waar ik van heb hooren spreken, waren zoo sterk, dat ze een voer hooi konden trekken en een koe met één vuistslag doodslaan." De jongen kon niet laten te lachen.

Over de kabouters weet o.a. de Noordbrabantsche Volksalmanak 1870, bl. 253 vlg. te verhalen, hoe een boer uit Duizel, die den heelen dag in de hei turf had gestoken, in het schemeruur met zijn "spaai" op den rug over den Eerselschen dijk huiswaarts keerende, eenige schreden voor zich uit een knaapje zag voortdrentelen, dat hem, wonder genoeg, niet ouder leek dan enkele maanden.

Met het blonde hoofdje aan den boom geleund, luisterde ze toe, licht in haar oogen, glans op haar zacht-bleek gezicht. Later vertelde zij hardop het beekje mooie verhaaltjes, die ze zelf verzon, van prinsen, prinsessen, elfen en kabouters. Ze zei tegen het beekje, dat kleine aardmannetjes het molenrad draaiden. Toen werd het beekje boos, omdat het wel beter wist.

"'t Eerste wat er gebeurt is natuurlijk, dat hij in een spleet in het ijs valt," dacht ze. Maar hoe donker de nacht ook was de jongen zag duidelijk alle spleten en gaten, die er in het ijs waren, en sprong er flink over heen. Dat kwam, doordat hij nu de goede nachtoogen van de kabouters had, en in 't donker zien kon. Hij zag 't land en het meer even duidelijk, alsof het dag was geweest.

Dan had hij zich maar niet bij de kabouters moeten ophouden! Waarom zijn pak zoo stoffig was? Dan had hij maar beter uit zijn oogen moeten kijken. Of ze nog met hem zou trouwen? Ja, maar dit jaar niet! Hij moest het volgend jaar op denzelfden dag terugkomen. Want ze vond hem wel een aardige vent ....

Cercopes, Kerkopes, een soort kabouters, die bij de Thermopylae, op Euboea of in Lydië woonden. Zij ontstalen Heracles zijne wapenen en werden tot straf door hem aan een balk gebonden, maar hun berouw vermaakte den held zoo, dat hij hen weder losliet. V.a. een volk dat het eiland Pithecusa bewoonde.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek