Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 juli 2025


't Was niet meer of minder dan een kabouter, die als een ruiter te paard op den rand van de kist zat. De jongen had wel over kabouters hooren spreken, maar hij had nooit gedacht, dat zij zóó klein konden zijn. Hij, die daar op den rand van de kist zat, was niet grooter dan een handbreed.

Het eene boek was de vermaarde verhandeling van den president Delancre "over de onstandvastigheid der duivels", het andere was de 4e uitgave van Mutor de la Rubaudière, "over de duivels van Vauvert en de kabouters van de Bièvre." In dit laatste oude boek stelde hij te meer belang, wijl zijn tuin vroeger door kabouters bezocht was geweest.

'Nu zal ik u aan Wistik voorstellen. Dat is de oudste en wijste der kabouters. Dichterbij gekomen, zag Johannes hem bij zijn kaarsje zitten. Duidelijk kon men bij den blauwen schijn het gerimpeld gezichtje met den grijzen baard onderscheiden; hij las hardop met saamgetrokken wenkbrauwen.

Telkens keek hij op zijn horloge, en zuchtte dan. Hij was veel te lang bij de kabouters gebleven. Hij zou zich moeten haasten. Hij had zich ook nog te verkleeden. Waarom had hij dat niet in de Gietensche herberg gedaan? Hij repte zich, wat hij kon. De kabouter had moeite hem bij te houden: voortdurend moest hij kleine sprongetjes maken, om geen terrein te verspelen.

Dat leerde hem Windekind op zulk een stillen herfstdag, en Johannes ademde droomstemming in met den doffen geur, die uit den boschgrond opsteeg. Hoe komen de bladeren van den eschdoorn zoo zwartgevlekt? 'Ja, dat doen de kabouters ook, zei Windekind. 'Als zij des nachts geschreven hebben, gooien zij des morgens de rest van hun inktpotjes over die bladeren uit. Zij houden niet van dien boom.

Geen angst voelde hij bij kletterenden regen of suizenden storm, dan school hij in holle boomen, of konijnenholen, en kroop dicht onder Windekinds manteltje en luisterde naar zijn stem die sprookjes verhaalde. En nu zou hij de kabouters zien. 't Was een goede dag daarvoor. Zoo stil! zoo stil!

Eens lieten de mannen een ouden grijsaard achter, die de kracht niet meer had, hen op hun zwerftochten te volgen en die hun de kosten van zijn vervoer niet waard scheen. Kabouters en demonen gebruikten den indringer als zondebok; maar toen ze eens met hem bal speelden, lieten ze hem in de bron vallen. Die onhandigheid zou hun duur te staan komen.

Dan was er Walter Map, ook van adel en uit Wales, aartsdiaken te Oxford; in zijn geschrift hoopte hij als in een soort rommelkamer allerlei anekdoten en merkwaardigheden op, die hij gehoord had of gelezen en zich herinnerde, en de geleerde schrijver heeft er toch ook plezier in allerlei volksverhalen weer te geven over dwergen en kabouters, over »Harlekijn" en over feeën die zich door ridders laten beminnen, maar ze laten lopen zodra die dat aan de grote klok hangen.

Ware hij maar niet bij het kleine volkje gebleven. Hij keek glimlachend toe, hoe de kabouters rondom hem sprongen en dansten, en, toen het eindelijk tijd voor hem werd hij moest nog vóór middernacht bij Japikje zijn drukte hij bij het oudste guurke zijn spijt uit, dat hij niet langer kon blijven. "Kom maar gauw bij ons terug," noodigde deze. "Zeker, zeker, dat beloof ik je."

"Nu," antwoordde Scrooge, "ik heb dezen maar door te slikken, om voor de rest van mijn dagen vervolgd te worden door een legioen kabouters, allen van mijn eigen vinding. Nonsens, zeg ik je allemaal nonsens."

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek