Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juli 2025


Ze hechtte nooit geloof aan Rik zijn gekke gezegden; hij was gestadig bezig met schimmen en bange verschijningen en zeemeerminnen, en ze wist wel dat dit al maar ziekelijke verzinsels waren, die hij broeide in zijn ouden kop. Ze vond het nu echter danig zonderling, dat hijzelf, zonder aarzeling, in de leege kamers drong.

Zooveel voor de kinderen. Maar inderdaad, ons aller lof is droeviger geworden, sedert men zoo vlijtig aan het opdekken der waarheid is gegaan. De verziering is meestal mooier; het bedrog minder vervelend, l'Heureux temps que celui de ces fables! riep Voltaire, en het ware te wenschen, dat hij het wat beter gevoeld had, de leelijke spotter! hij zou er zoovele niet uitgekleed hebben. Hij zou niet medegeholpen hebben aan het afbreken onzer schoone luchtpaleizen, aan het verwoesten onzer heerlijke dorado's. Arme tijden. In plaats van wonderdieren en wonderkrachten natuurlijke historie en physica; in plaats van tooverij goochelboeken. Wat heeft de poëzie al niet verloren! Geen vogel feniks meer, zich in zijn ambergraf van geurig hout verbrandende en uit zijn asch herlevende; geen salamander meer, in het vuur ademende; geen palmboom meer, te weliger groeiende, naarmate hij meer gedrukt wordt. In spijt van het Engelsehe wapen, geen eenhoorn meer. Geen vliegende draak, geen basiliscus. Monsieur le Baron De Buffon en andere liefhebbers van zijn stempel hebben al deze geslachten uitgeroeid; dreiging en moord blazende tegen alle illusiën, is het alsof zij eenen grooten maaltijd van al deze gedierten hebben aangericht. Het zou een schoon onderwerp voor een belangrijken roman kunnen zijn: Nera, of de laatste der Zeemeerminnen. De familiehaat tusschen het geslacht der Natuuronderzoekers en dat der geheimzinnige Zeebewoonsters kon er treffend in geschetst worden. En wat zijn wij op een aantal punten beter dan onze vaderen onderricht! De padden zijn niet vergiftig, en hebben geen diamant in het voorhoofd (het was anders eene schoone allegorie, eene moreele waarheid); de walvisch is geen visch, en Jona heeft in een haai gezeten; de ooievaars dragen hunne zwakke ouders niet, als Aeneas, op den rug; de olifanten gelijken meer op menschen dan de apen; men moet niet gelooven dat de jakhalzen de prooi voor den leeuw opsporen; dit alles hebben die heeren ons geleerd, en voor al de schoone wonderdieren, die zij ons hebben weggenomen, gooien zij ons eenige ellendige verdroogde Mammouthen en Ichthyosauri en Mastodonten naar het hoofd, waarvan wij

Nu gingen zij onder geleide der hofbeambten, door eenige helder verlichte, prachtig getooide zalen. Barine liep weder recht op en met verruimde borst voort. Daar gingen de hooge, breede vleugeldeuren van ebbenhout open, tegen welker dofzwart het ivoor der ingelegde tritonen, zeemeerminnen, schelpen, visschen en zeemonsters zoo fraai uitkwam.

Gezongen hebben de zeemeerminnen met haar liefelijke stemmen, zegen en vloek. Ze zijn in veel plaatsen van ons land geweest, en ook naar Muiden zwom een zeemeermin, zingende: "Muiden zal Muiden blijven, Muiden zal nooit beklijven." Toen verdween ze.

"Bij alle zeemeerminnen!" roept zijn eerste officier uit, als hij zijn commandant ziet, "wij dachten, dat gij dood waart verdronken bij dien vervloekten Diemer dijk. Dat is kostelijk nieuws." "En ik heb toch nog beter nieuws voor u," lacht Guy. "En dat is?" "Geld om de bemanning te betalen!" Waarop de Britsche pikbroeken luide juichkreten doen hooren.

Ja, ik ben ook bang voor u, de massa in de groote steden. Ge spreekt wellicht van dom bijgeloof, en ge zegt, dat dit werk uit den tijd is. Heksen en reuzen voorspoken en naspoken kabouters en zeemeerminnen duivels en witte wijven menschen met den helm geboren en weerwolven al deze in bonte mengeling door elkander wat raken zij u? Ik vrees hen, die verstandig zijn. O! ik haat hun logica.

De kermis was in vollen gang; op de markt van het plaatsje stonden kramen met allerlei koopwaar en tentjes met zeemeerminnen en kalveren met twee koppen, dikke dames en kijkspellen. Wafel- en broedertjeskramen waren overal, waar slechts een plaatsje was, opgezet.

En zeemeerminnen? fluisterde Rik. Zeemeerminnen ook niet, zei mijnheer Devleeschhouwer. Zeemeerminnen wel! zei Rik. Ze staken allemaal hun hoofd op. Rik was somber geworden. Ik hebbe gezien, met deze oogen, die nog onthouden kunnen, een zeemeerminne in 't witte schuim der baren. Tèt ... tèt ... tèt, pruttelde Albien, wiens oogen begonnen te zwemmen in wellust.

De zeemeerminnen zaten in groote tobben aan tafel; zij zeiden, dat het precies was, alsof zij thuis waren. Allen namen de tafelwetten in acht, alleen de beide kleine Noorsche kobolden niet; deze legden hun beenen op de tafel; want zij dachten, dat alles hun goed stond. «De voeten van het tafellaken afzei de oude kobold, en nu gehoorzaamden zij wel is waar, maar toch niet terstond.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek