Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 25 mei 2025


Op de Amsterdamsche schepen toonde zich het volk vrij gewillig, maar op het schip van Van der Zaan en op de Rotterdamsche en Noordhollandsche schepen sloeg men aan het muiten, en wel op aanstoken van een Delvenaar, den matroos Jan Janszoon de Werelt van het schip "Louise", die op verscheidene schepen had uitgestrooid, dat men hen naar Texel op de oorlogsvloot zou brengen en die hun had gevraagd, of zij er niet voor bedankten om doodgeschoten of gevangengenomen te worden; want het gerucht had zich verbreid, dat de Nederlandsche krijgsgevangenen in Engeland zeer slecht werden behandeld.

Thans men herinnere zich, dat wij 't jaar 1664 schrijven zijn er achttien jaar verloopen, sedert Willem Janszoon Blaeu overleden is; maar zijne beide zoons hebben de zaak in stand gehouden, ja nog aanzienlijk uitgebreid. Wilt gij er bewijs van? Onze vriend Cornelis, die ons met zijne gewone minzaamheid ontvangen heeft, is bereid, het u te leveren.

Kwam nu dit Meininghuis of dit Rogerinkhof later in andere handen, en wel van iemand die b. v. slechts Evert Janszoon heette, maar die geen afzonderliken geslachtsnaam had, dan ging de oude naam van huis of hof wel op den nieuen eigenaar over, en werd hy weldra Evert Jansen Meininghuis of Evert Jansz. Rogerinkhof genoemd, welke naam dan later tot een vaste familienaam van zijn nageslacht werd.

Maar wat hier ook van zij, in den vroegen morgen van den 15den Augustus deden vijf Hollandsche jongelingen hun intrede in het "Stolze Maintz, von Rom gegründet," en kwamen dus juist in tijds om te zien, hoe de Duitschers Laurens Janszoon Koster van Haarlem miskennen en verguizen.

En, werkelijk, nog dien zelfden avond voerde de boeier van Reael hem en De Wael, benevens zekeren bontverkooper, Matthijs Janszoon genaamd, en Kromhout met zijne vrouw en veertienjarig dochtertje het IJ uit. Den tweeden Mei kwam het gezelschap te Medemblik; doch zich daar niet veilig achtende, trok het met een karveelschip naar Wieringen.

Van een onbekende zaak kennis krijgen. ~Uitvinden~ heeft betrekking op nieuwigheden, die aan het menschelijk vernuft te danken zijn en die te voren nog niet bekend waren. De ~uitvinding~ van de boekdrukkunst schijnt men thans weer met meer recht dan vroeger aan Laurens Janszoon Coster te mogen toeschrijven. Tot zijn schrik de bankier, dat de boekhouder hem bedrogen had.

Die werken werden populair en hun maker niet minder. Geen schipper, die Willem Janszoon Blaeu niet kende en zich zijne boeken niet aanschafte: geene reederij, die op touw werd gezet, zonder dat Blaeu geraadpleegd was: geen belangrijk besluit, met betrekking tot waterstaat, inpoldering of scheepvaart, dat door 's Lands Staten genomen werd, zonder dat Blaeu was gehoord.

Maar ook zijne twisten met Schout Bardes komen hem voor den geest, hij weeft nogmaals in zijne gedachte met den Pastoor der Oude Kerk het net, dat hij dien geheimen vijand spannen zal: hij onderhoudt zich nogmaals met zijne medeplichtigen; Geele Fij, Volkje Willems, den Notaris Kees Maartszoon, den Slijper Arie Janszoon, die, door zijn goud of zijne beloften bekoord, den Schout en zijne huisvrouw valschelijk beticht hebben van Wederdooperij: en al is de valschheid dier beschuldiging toen bewezen geworden, en al heeft hij, als verdacht van omkooping, jaar en dag gevangen gezeten., en al heeft hem die zaak schatten gekost, men heeft hem toch eindelijk weder moeten ontslaan; en terwijl Volkje in de gevangenis is overleden, Fij op jammerlijke wijze ter dood gebracht, de Pastoor en de Notaris gebannen, de Slijper bovendien gegeeseld is, is hij de eenige geweest, schrander genoeg om te zorgen, dat er geen bewijs tegen hem te vinden ware: en wederom glimlacht hij bij de herinnering, dat hij toch nogmaals, na dien tijd, tot de Burgemeesterlijke waardigheid verheven is geworden; en dat, al was de Schout te dier gelegenheid den hem gespannen strik ontgaan, hij, Henrik, zich later toch op Bardes heeft zien wreken, toen die ongelukkige, op zijn ouden dag voor den Bloedraad geroepen, de felste pijniging en geeselingen heeft moeten doorstaan en zijn leven in armoede en waanzin geëindigd heeft.

Of zouden wij dien eernaam niet mogen toekennen aan ~JAN JANSZOON STARTER~, die in 1614 op twintigjarigen leeftijd te Leeuwarden kwam en deze stad in 1620 weder verliet, doch gedurende die zes voorspoedige jaren van het bestand hier, èn door de oprigting van eene Rederijkerskamer: Och, mogt het rijzen! welke 80 aanzienlijke personen tot leden telde, èn door het opvoeren van treur- en blijspelen, èn door zijne onuitputtelijke en geestige dichtader, hier een lust en liefde voor de nieuwe Nederduitsche poëzij opwekte, welke verwonderlijk was . Hij liet aan zijne talrijke vereerders de Friesche Lusthof, vol aardige minneliederen en trouwdichten, na, welke dien bijval vond, dat dezelve in dertien jaren 6 of 7 malen gedrukt werd.

Het was een "Prince-liedt" van den Frieschen dichter Jan Janszoon Starter, die in den dertigjarigen oorlog, als soldaat, onder den Graaf Van Mansfelt, verdwenen was om nooit weer iets van zich te laten hooren.

Woord Van De Dag

ach-stv

Anderen Op Zoek