Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 juli 2025


ô Waarom, myne Jaantje, hebt gy gisteren niet by ons geweest? Niets ontbrak er aan myn geluk dan uw byzyn! Ik geloof niet, dat men met meerder betaamlykheid, met meerder blydschap, een Party als die van gisteren zoude kunnen uitdenken en uitvoeren. Alles was naar de onmerkbare Ordonnantie van Mevrouw Buigzaam; kon het dan anders zyn? Niemand van ons was eigenlyk opgeschikt: alles was négligé.

En weet Tienus er niets van?” vroeg Frits, terwijl hij Jaantje, die onwillekeurig bij ’t noemen van dien naam de oogen neersloeg, doordringend trachtte aan te zien. Marie rilde even en dwong met geweld haar tranen terug, want plotseling kwam haar het beeld van den stoeren dragonder, Bijou’s antipathie, voor den geest.

Kristenen-zielen, Mevrouw! wat ziet ie er verloopen uit; hij is effetief aan den scharrel geweest, dat kun je hem aanzien,” zei Jaantje, terwijl ze naast mevrouw in de gang staande den teruggekeerden vagebond oplettend beschouwde. „’k Zal ’m maar eerst meenemen naar de keuken en eens een goed vet zeepsoppie geven, want uwee avontuurt, dat ie niet alleenig terugkomt.

Misschien is dat wel een zoon van dien anderen van Beers die dat gevoelige vers heeft gemaakt, "De zieke jongeling" dat Jaantje van den Apteker, op de rederijkerskamer, zoo mooi kon voordragen, dat ik altijd de tranen in de oogen kreeg. Die Van Beers heeft een schilderij gemaakt, voorstellende, een juffrouw die op een bank ligt, midden in een wandelpark.

"Jaantje, Jaantje denk-je dan dat het zonnetje me hindert? Oude katten en oude mannen varen er wel bij, ja! Kom jij maar hier, kind!" Betje zit op de knieën van den ouden man en deze zegt: "Nou zal ik het liedje eens zingen, dat ik met je vader gezongen heb op den weg van Maassluis naar Rotterdam. We hadden toen een matroosje van onze kennis opgezocht! Niet, Jaantje?"

"Grootvader Huib zet er stukjes aan, kinderen, hij zegt wel eens meer wat om me te plagen!" antwoordt de vrouw en hierop begint Huib met eene sterk bevende stem te zingen: "Wat zongh het vrolyck vogelkyn, Dat in den boomgaert zat?" en zoo ging het voort tot hij bleef steken midden in den regel: Wy zaeien noch wy maeien nyet Wy teeren op.... "Jaantje, Jaantje, daar komt De Marten Harpertsz.

Juist dieverraaierlijkheidkon Jaantje niet verdragen, zij deed haar maagdelijk hart schier bersten van toorn, en toen zij eenige malen door Bijou’s vriendelijke tusschenkomst van Mevrouween compelementhad gekregen, omdat Tienus op andere dagen dan de gepermitteerde in de keuken was geweest, ten einde zich over ettelijke kliekjes te ontfermen, zei ze tot haar uitverkoren held: „Tienus, als jij een kerel bent, dan draai je dien Judas van een Besjoe gewoon z’n nek om.”

Een kaartlegster had eenmaal aan Jaantje uit hartenboer, vereenigd met ruiten zeven en klaveren heer, voorspeld, „dat zij zooveul als een voorbeschikking had om in ’t Milletère verkeering te hebben.” De sybille had goed gezien, want na zes maanden van leed en droefheid rukte de infanterie, die haar met ijzeren volharding was blijven belegeren, triomfantelijk binnen de bolwerken van haar boezem en bezette dáár het vroegere kwartier van de cavalerie.

Een mand met een stuk karpet, in den kelder geplaatst, diende hem nu des nachts tot legerstede, en hij, die vroeger sybaritisch in Maries schoot of op de knieën van Frits zijn siësta hield, moest zich thans tevredenstellen met den schoot en den vettigen bonten boezelaar van Jaantje, die niet langer zijn aartsvijandin was.

Tienus?” riep Jaantje bijna verontwaardigd. „Tienus, meheer! die is de goeïgheid zelf. O heere neen! die heeft er geen part of deel an, die zou ’m subiet hebben weerom gebracht, als hij ’m iewers had ontmoet.”

Woord Van De Dag

dompelende

Anderen Op Zoek