Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juli 2025
Van het lint en het band maakte Ida weer nette rolletjes, en het vrouwtje stak met eene speld de einden vast. Alles kreeg eene beurt: alles in de doos had nu weer als vroeger eene eigen plaats, en zoo kwam er ook weer ruimte voor den ongelukkigen zakdoek, 't Was wezenlijk eene aardigheid om te zien. "En waar zal de doos nu staan?" vroeg het vrouwtje.
»Zoo is het, Ida. Heb je gisteren in Artis het Koninklijk Echtpaar ook nog gezien?« »Ja, Mama; en de jongens ook in de Kerk; Louis wou, dat de Koningin elken Zondagmorgen hier kerkte.« »Waarom, jongste zoon?« »Omdat de dominee zoo kort preekte, Mama.« »Foei! Louis, vindt jij het niet heerlijk om naar de kerk te gaan,« vroeg zijn jongste zus.
De knecht liet zich niet lang bidden en ging voort. »Juffrouw Ida zei: Alva had Haarlem ingenomen en schandelijk was daar gemoord en geplunderd en ze hadden vast en zeker beloofd, dat ze den menschen niets zouden doen.
Toen zij den volgenden morgen opstond, ging zij terstond naar de kleine tafel toe, om eens te zien, of de bloemen er nog waren. Zij schoof de gordijnen van het kleine ledekantje weg. Daar lagen ze allemaal verwelkt, veel meer dan den vorigen dag. Sophie lag in de schuiflade, waarin zij haar neergelegd had: zij zag er erg slaperig uit. «Weet je niet, wat je tegen mij zeggen moet?» vroeg Ida.
Nu de vlecht nog, die is losgegaan. 't Lintje op den loop? Wacht, 'k heb er juist een in mijn' zak. Hè, dat lijkt toch wat beter dan zoo straks." Ida keek al lang niet bedrukt meer: het vrouwtje praatte ook zoo vroolijk, en Ida vond het niets naar, een beetje door haar te worden "opgeknapt." Er was anders nooit iemand, die het eigenlijk wat schelen kon, hoe ze er uitzag.
Ik gaf mijn goed in plaats van mezelf de schuld. En die arme dingen konden het toch niet helpen, dat ze overal omslingerden en altijd te zoek waren. 't Was alles mijne schuld, mijne schuld!" "O, kind, wat ben ik toch blij, dat je 't eindelijk zelf begrepen hebt, zonder dat ik het zei," riep het vrouwtje, en ze kuste Ida hartelijk. "Maar ik wist het wel, dat je nog eens zoo knap zou worden.
Wij zullen gaan weer langs 't bekend terrein Van Ida, en wij zullen tusschen 't gras Vinden de gouden schijven, waarmee eens Wij speelden, dit herinnert ons 't weleer, Der goden tijdverdrijf, het wijs gesprek Van Odin, al de vreugde van 't verleên.
Hoe kun je ook tijd overhouden als je bij 't aankleeden zóó geplaagd en opgehouden wordt! Dan roef, roef, mantel aan, hoed op, handschoenen.... natuurlijk weg, als je ze hebben moet. Nergens in de zakken te vinden. Nu, ze had ook geen tijd meer om te zoeken dan maar zonder de straat op. Flap, de voordeur dicht. Een oogenblik er na: tingelingeling! Ida terug hijgende, buiten adem. Wat nu?
Nu kan ik ook met een gerust hart van je weggaan, ik weet...." Verder kon het vrouwtje niet komen, want bij het woord "weggaan" was Ida zóó geschrikt, dat ze eerst heel bleek werd en toen in schreien uitbarstte. "Niet weggaan," snikte ze, "ik hou' zooveel van je. Je bent altijd lief voor me geweest, je hebt me zooveel geleerd, ik ben nu zoo gelukkig!
Dat kon de oude man niet velen, en dan zei hij, evenals nu: «Hoe kan men een kind nu toch zoo iets in het hoofd brengen? Dat zijn immers de grootste dwaasheden!» Maar de kleine Ida scheen het toch heel kluchtig te vinden, wat de student van haar bloemen vertelde, en zij dacht dikwijls daaraan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek