Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 mei 2025
Zijn grijze tronie fleurde op, hij praatte en lachte zelfs, hij werd een ander mensch... tot het weer eensklaps uit was en hij opnieuw chagrijnig zijn hoofd liep te schudden en te mopperen over toestanden die hij grijnzend afkeurde, zonder er iets aan te kunnen veranderen.
En geen andere dan zij is 't dus, die ons gemoed, onze ziel aan een veronachtzaamd huis gelijk maakt, waaruit de meesters zijn vertrokken en waarin het brooddronken knechtenpak het bezit dier meesters in liederlijke moedwilligheid vervuilt en verbrast, zich op hun plaatsen zet en hun manieren grijnzend nabootst. Zoo komt het, dat wij aan het bestaan van een volkòmen eerlijk, volkomen deugdzaam mensch nauwelijks meer gelooven. Ja, wij wenden voor aan zulk een nog zekerlijk te gelooven, doen zelfs soms, om onze eigen onschuldige braafheid maar te toonen, alsof we zoo iemand iets heel gewoons en "normaals" vinden, doch óók die veinzerij is een van dat knechtenpak: zij is de lage naäapster van den sinds lang vertrokken meester: het geloof in elkaars goedheid, dat menschen hebben, die niet door de maatschappij tot elkanders roofzuchtige vijanden zijn gemaakt. En zoo gebeurt het, dat, ontmoeten wij een uitmuntend mensch in 't léven, we ons onmiddellijk afvragen: "Zou die man nou wel ècht zoo zijn; heeft-ie met al die goedheid niet de achterbaksche bedoeling zijn eigenbelang te dienen?" En allicht is onze conclusie: "nee die is mij te braaf, die is mij te fijn!" En ontmoeten we zulk een figuur, de beelding van zoo'n edel mensch, in een boèk, o d
Tirommetom.." "Miauw! miauw!" "Zoo, poes! ben jij daar weer? Heb je honger? Ja, je krijgt ook wat van den baas. Daar dan, daar heb je een beetje water en wat brood, poes! Ja, jij krijgt ook wat van de erfenis, hè! Een halsband met belletjes." Handenwrijvend gaat hij op zijn hurken zitten en kijkt de kat grijnzend aan.
»Hij slingerde het roodbaatje als een aap door de ruiten, en hij kwakte als een buffel," hernam de eerste Kaffer, die van beeldspraak hield. »Het roodbaatje brak den nek," verduidelijkte de tweede Kaffer. »Ja, 't is een ijselijkheid," zeide de derde opnieuw met zijn witte tanden grijnzend. »Van wien weet ge 't?" vraagde Frits, die wel wist, dat de Kaffers van overdrijving houden.
Proestend en met den kop schuddend springt het dier van zijn schoot, als hij 't eindelijk loslaat; het blaast nijdig tegen zijn meester, die grijnzend zegt: "Lekker, hé? Hè! hè, hè! hè! Heb ik je nou getrakteerd, heb je 't goed bij den baas? Hè! hè! hè!"
Hij zat zich op zijn stoel te wringen en te grijnzen, nu eens ernstig, dan weer eigenaardig glimlachend; nu eens beslist opkijkend, als of hij eindelijk spreken zou, maar dadelijk weer grijnzend 't hoofd neerbuigend, als om te beduiden dat zwijgen toch maar 't beste was.
Prullen! Niks! Ze zouden niet weinig op hun kop gaan krijgen! Hij schold er op, 's avonds in de herberg, met zijn vrienden, die hem maar zelden durfden tegenspreken, omdat hij de rijkste van het dorp was. En met grijnzend welgevallen las hij hun, uit zijn dagblad, de eerste, den Franschen gunstige oorlogsberichten voor. Ja maar, en dat was nog slechts een begin!
De Jood glimlachte grijnzend; hij streek Oliver over het hoofd en zei, dat zij nog heel goede vrienden zouden worden, wanneer Oliver zich bedaard hield en zich op het werk toelegde. Toen nam hij zijn hoed, sloeg een oude gelapte manteljas om en ging heen, de deur achter zich dichtsluitend.
»De ouwe baas heeft een Engelschen koopman in de lucht geslingerd," riep de Kaffer; »hij heeft hem door de ruiten gesmeten, en 't is zonde, dat ik het dure woord zeg: het roodbaatje was in eens morsdood." »Zoo dood als een pier," vulde de tweede Kaffer aan. »De ouwe baas is ook vreeselijk sterk," zeide de derde Kaffer, met zijn witte tanden grijnzend.
Met een schorren gil sprong ze op zij en greep instinctmatig een stoel en hield die vóór zich uit. Zou hij weer durven slaan? Zou hij durven, nu haar beschermster dood was? "Lafoard!" gilde zij; "lafoard! past ou op dag' aan mij komt!" Grijnzend kwam hij op haar af. "We zijn alliene thuis en we 'n moên ons nou nie mier sjeneeren," grinnikte hij.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek