United States or Ethiopia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Gedenk aan de woorden: Een huis tegen zichzelf verdeeld, kan niet bestaan. Ook, waar liefde woont gebiedt de Heer Zijn zegen. Laat de meerderheid beslissen en de minderheid berusten." »Dat schijnt eenvoudig genoeg, maar ik verbind me niet om me onder de meerderheid te buigen," klonk een zware stem door de tent.

Gij moet op den goeden wil van kapitein Nemo niet rekenen; de voorzichtigheid verbiedt hem ons de vrijheid terug te geven; derhalve gebiedt deze deugd ons om van de eerste de beste gelegenheid om den Nautilus te verlaten, gebruik te maken." "Goed, mijnheer Aronnax, dat is verstandig gesproken."

"Dan is het nog tijd alles tot afweer in gereedheid te brengen," hervatte de Graaf: "wat u betreft, mijn beste, ik mag u niet aan de wisselvalligheden van eenig beleg blootstellen: deernis met uw lot en dat onzer kinderen zouden mij misschien beletten mij zoo kloekhartig te gedragen, als mijn plicht mij gebiedt.

Dies zoog de wind, die nutloos voor ons floot, Al waar' 't uit wraaklust, uit de zee een heer Van booze dampen, dat, op 't land verbreid, Elk nietig stroompje zwellen deed van trots, Zoodat het bruisend uit zijn bedding brak; Dies droeg ook de os zijn juk nu te vergeefs, De ploeger zwoegde om niet, en 't groene graan Verrotte, aleer zijn jeugd een baard bekwam; Leêg staat de schaapskooi op 't verdronken land, En kraaien smullen aan 't bezweken vee; De kegelbaan is opgevuld met slijk; De kronkelpaadjes zijn in 't weeldrig groen Onkenbaar, omdat niemand ze betreedt; Dies derft het menschdom thans des winters lust, En maken lied noch koorzang de' avond kort; Dies heeft de maan, die 't waatrenrijk gebiedt, Van toren bleek, de lucht van damp vervuld, Zoodat de kilheid tal van ziekten kweekt; Ziet, ons verstoord zijn heeft den loop verstoord Der jaargetijden; wit berijpte vorst Valt in den schoot der teedre lenteroos; Den ouden winter wordt op 't gladde hoofd Als waar' 't voor spot, een geur'ge krans gedrukt Van frissche zomerknoppen; lente, zomer, De gulle herfst, de stuursche winter ruilden Van kleed; de wereld, gansch verbijsterd, kent Hen, zelfs aan bloem en vrucht, niet uit elkaâr; En heel die sleep van plagen komt alleen Van onze oneenigheid, van onzen twist; Wij hebben dien verwekt, dien voortgebracht.

En toch waart gij in staat om een groot offer te brengen, zeide Ben-Hur. Ja, uit liefde. Zijn er niet nog andere, even sterke drijfveeren? Simonides schudde ontkennend het hoofd. Wraak dan? Dat was de lont in 't kruit. De oogen van den grijsaard flikkerden. Zijne handen beefden. Hij antwoordde snel: Op wraaknemen heeft de Jood recht. De wet gebiedt het.

Hy trotsch' de Geesten niet, Wier ongeziene hand de kans des strijds gebiedt!" Dus sprak hy, week ter zijde, en Segol bleef verzonken In mijmring. 't Vuur verging in gloeiende asch en vonken. Zijn hoofd boog neder op zijn boezem, en de rust Besloop zijn leden met een zachte sluimerlust.

In Gymirs hof heb 'k haar geschouwd, De maagd die mij gevangen houdt; Haar sneeuwwitt' armen, blank gezicht Wierpen op aard' en zee hun licht. Haar min ik meer dan ooit voorheen Een meisj' een jongling dierbaar scheen; Maar elf en god die 't al gebiedt Gunt ons 't geluk der liefde niet. Skirners lied.

SILVIA. Dus, zoo veel moeite denkt gij al teveel? VALENTIJN. Neen, jonkvrouw, is 't u dienstig, ik zal schrijven, Zoo gij 't gebiedt, wel duizendmaal zoo veel; En toch, 121 SILVIA. 't Is fraai gezegd. Ik gis nu wel, wat volgt; En toch, ik zeg het niet; en toch, 't behoeft niet; En toch, neem dit terug; en toch, ik dank u En roep voortaan uw diensten niet meer in.

Doch hoort me, en offert thands geen mindren Hemelmachten, Geen stargevonkel, doof voor menschelijke klachten; Maar 't Wezen dat omhoog op al wat is gebiedt: Hem eere onze outerdienst! De luchtgoôn achte ik niet. en waar hij dus spreekt: ijdle spoken, Vergaan zy die voortaan op uwe altaren rooken!

Een oogenblik aarzelde de Helleensche, toen hief zij de handen smeekend op en sprak met bevende stem: »Geef mij Sappho, den troost en de kroon van mijn ouderdom weder!" Cassandane's gelaat toonde eene pijnlijke teleurstelling. Zij antwoordde: »Dien wensch kan ik niet vervullen, want onze wet gebiedt, dat de kinderen der Achaemeniden aan de poorten des konings moeten worden opgevoed.