United States or Cameroon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hijgend en afgemat kwam hij door 't kreupelhout langs steile kronkelpaadjes op den zandigen top. Hij zonk er zuchtend neer in 't heidekruid en sloot een lange wijl zijn moede oogen. Iets dofs kwam over hem, alsof hij droevig in zou sluimeren. Maar zijn geest werkte, zijn lijden werkte en weer gingen zijn oogen triestig open. Daar lag vóór hem, en onder hem, de nuchtere werkelijkheid.

Wij trekken ons nu van de zee terug en gaan door het wuivende graan en de geurende boekweitvelden, langs de blonde oevers van Maas en Schelde, of door het zonnige, lachende heuvelland langs moeizame kronkelpaadjes, of over de eindelooze, golvende Brabantsche wegen.

En de tuin was zoo dicht begroeid met stijve agaven, dichte dwergpalmen en stijfbladige ficussen en rhododendrons dat men geen twee schreden voor zich uit kon zien. Donna Micaela liep langen tijd door deze ontelbare kronkelpaadjes, vóórdat zij Gaetano kon vinden. En hoe langer zij zocht, hoe ongeduldiger zij werd. Eindelijk vond zij hem heel achter in den tuin.

Periguna, volgens North's "Plutarch" de dochter van den roover Sinnis, die de landengte van Corinthe onveilig maakte; in 't Engelsch staat Perigenia. Antiopa is eigenlijk een andere naam voor Hippolyta. Kegelbaan. Ook de kronkelpaadjes van den volgenden regel wijzen op landelijke spelen.

Dies zoog de wind, die nutloos voor ons floot, Al waar' 't uit wraaklust, uit de zee een heer Van booze dampen, dat, op 't land verbreid, Elk nietig stroompje zwellen deed van trots, Zoodat het bruisend uit zijn bedding brak; Dies droeg ook de os zijn juk nu te vergeefs, De ploeger zwoegde om niet, en 't groene graan Verrotte, aleer zijn jeugd een baard bekwam; Leêg staat de schaapskooi op 't verdronken land, En kraaien smullen aan 't bezweken vee; De kegelbaan is opgevuld met slijk; De kronkelpaadjes zijn in 't weeldrig groen Onkenbaar, omdat niemand ze betreedt; Dies derft het menschdom thans des winters lust, En maken lied noch koorzang de' avond kort; Dies heeft de maan, die 't waatrenrijk gebiedt, Van toren bleek, de lucht van damp vervuld, Zoodat de kilheid tal van ziekten kweekt; Ziet, ons verstoord zijn heeft den loop verstoord Der jaargetijden; wit berijpte vorst Valt in den schoot der teedre lenteroos; Den ouden winter wordt op 't gladde hoofd Als waar' 't voor spot, een geur'ge krans gedrukt Van frissche zomerknoppen; lente, zomer, De gulle herfst, de stuursche winter ruilden Van kleed; de wereld, gansch verbijsterd, kent Hen, zelfs aan bloem en vrucht, niet uit elkaâr; En heel die sleep van plagen komt alleen Van onze oneenigheid, van onzen twist; Wij hebben dien verwekt, dien voortgebracht.