Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 20 juli 2025


DEMETRIUS. Wel, die dingen moesten alle in de lantaren wezen, want zij zijn in de maan. Maar stil, daar komt Thisbe. THISBE. "Dit 's ouden Ninny's graf, waar is mijn lief?" LEEUW. "Ooh!" DEMETRIUS. Mooi gebruld, Leeuw. THESEUS. Mooi gevlucht, Thisbe. HIPPOLYTA. Mooi geschenen, Maan. Waarlijk, de maan schijnt niet zonder bevalligheid. THESEUS. Mooi geklauwd, Leeuw. DEMETRIUS. En daar kwam Pyramus.

HIPPOLYTA. Vier dagen, zij verzinken snel in nacht; Vier nachten, zij verdroomen snel den tijd; Dan wordt op nieuw de zilvren boog der maan Gespannen aan den hemel, en beschouwt De nacht van ons festijn.

Gij, Egeus, moet u voegen naar mijn wil: Dat beide paren in den tempel nu Gelijk met ons een eeuw'ge knoop verbind'. En daar de morgen reeds ten deel verstreek, Zij nu de ontworpen jacht ter zij gesteld. Komt, naar Athene! Een feest van drie bij drie Zij thans gevierd, dat nooit zijn weerga zie! Wij gaan, Hippolyta.

HIPPOLYTA. 'k Zie noode hijgende onmacht zwaar belast, Of ijver, die zijn best doet en bezwijkt. THESEUS. Mijn waardste, zoo iets zult gij ook niet zien. HIPPOLYTA. Hij zegt, zij kunnen niets; het is niets goeds. THESEUS. Te goediger is 't, hen voor niets te danken. Wat zij bij 't geven falen, te vergeven, Zij òns vermaak; wie edel denkt, waardeert Van ijver, die onmachtig blijkt, den wil.

HIPPOLYTA. Ik was met Hercules en Cadmus eens, Die met Spartaansche honden op een beer In Creta's bosschen jaagden; 'k hoorde nooit Een schooner jachtrumoer; niet enkel 't woud, Ook hemel, beek en veld, heel de omtrek was

MUUR. "Zoo heb ik, Muur, nu braaf mijn plicht gedaan, En, afgedaan, mag muur nu henen gaan." THESEUS. Nu is de muur tusschen de twee buren ingestort. DEMETRIUS. Dat mag ook wel, Heer, als muren het durven wagen zonder waarschuwen alles af te luisteren. HIPPOLYTA. Dit is wel het onzinnigste ding, dat ik ooit gehoord heb.

"Ziet, deez' lantaarn is de gehoornde maan; Ikzelf stel voor het mannetje in de maan;" THESEUS. Dat is de grootste flater van alle; die man moest in de lantaarn zitten; hoe kan hij anders het mannetje in de maan zijn. DEMETRIUS. Hij gaat er niet in, uit bangigheid, want er is een dief aan de kaars. HIPPOLYTA. Die maan verveelt mij; ik wenschte, dat hij maar veranderde.

O, alle Furiën, kom! O, noodlot, schaf Mijn leven af, Blusch, doof, verplet, breng om!" THESEUS. Die hartstocht zou, als de dood van een geliefde vriendin er bij kwam, toch wel haast in staat zijn iemand naar te maken. HIPPOLYTA. Bij mijn ziel, ik beklaag den man. PYRAMUS. "Waarom, natuur, deedt gij den leeuw ontstaan?

THESEUS. Ze zal hem bij sterrenlicht vinden. Daar komt zij al, en haar jammerklacht is het besluit van 't stuk. HIPPOLYTA. Mij dunkt, ze heeft geen lange weeklacht noodig voor zulk een Pyramus; ik hoop, dat ze kort zal wezen. DEMETRIUS. Een stofje kan de schaal doen overslaan, wie beter is, Pyramus, of Thisbe. LYSANDER. Zij heeft hem met haar liefelijke oogen alreeds opgespoord.

HIPPOLYTA. Inderdaad, hij heeft op zijn proloog gespeeld als een kind op zijn fluitje, er komen wel tonen uit, maar er is niets van te maken. THESEUS. Zijn aanspraak was als een verwarde keten, geen schakel stuk, maar een en al warboel. Wat komt er nu? PROLOOG "Verwondert ge u, dat gij ons hier ziet staan, Blijf dan verwonderd, tot wij 't duid'lijk maken.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek