Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juli 2025
"Wacht maar, mijnheer Aronnax," zei de kapitein, "wij zullen u op een jachtpartij onthalen, die u nog niet kent; geen medelijden met die woeste visschen; het zijn enkel bek en tanden!" Bek en tanden! Men kon den grootkoppigen, soms vijf en twintig meter langen potvisch geen beteren naam geven. De verbazend groote kop van dit monster vormt ongeveer een derde deel van zijn lichaam.
"Zijt gij klaar om te vertrekken, mijnheer Aronnax?" vroeg hij. "Ik ben gereed." "Volg mij dan." "En mijn makkers?" "Zij zijn reeds gewaarschuwd en wachten ons." "Moeten wij onze scaphanders niet aantrekken?" "Nog niet. Ik heb den Nautilus niet te dicht bij de kust laten komen, en wij zijn nog niet op de hoogte van de oesterbank van Manaar.
Waarschijnlijk kon de kapitein deze gedachten duidelijk op mijn gelaat lezen, doch hij vergenoegde zich met mij te verzoeken hem te volgen, en ik deed dit als iemand die op alles voorbereid is. Wij kwamen in de eetzaal, waar het ontbijt gereed stond. "Mijnheer Aronnax," zeide de kapitein, "ik verzoek u met mij te willen ontbijten; dan kunnen wij op ons gemak praten.
Ook ben ik gewoon dan zelf aan het roer te gaan. Als gij nu naar beneden wilt, mijnheer Aronnax, dan kan de Nautilus in zee duiken, om niet eer weer aan de oppervlakte te verschijnen vóór wij den tunnel door zijn." Ik volgde den kapitein. Het luik ging dicht; de waterbakken werden gevuld, en het vaartuig zonk ongeveer tien meter onder de golven.
"Gaat gij die dingen aantrekken, mijnheer Aronnax?" "Ik moet wel, Ned." "Gij kunt doen wat gij wilt, mijnheer," antwoordde de harpoenier, terwijl hij de schouders ophaalde, "maar wat mij aangaat, buiten noodzaak steek er nooit een vin in." "Men zal u niet noodzaken, Ned," zeide de kapitein. "En zal Koen zich wagen?" vroeg Ned. "Wel zeker, ik volg mijnheer, waar hij ook gaat," antwoordde Koenraad.
"Dat is een dichterlijke verklaring, kapitein, maar daar ben ik niet mee tevreden. Ik vraag u dus hoe gij zelf er over denkt?" "Ik geloof, mijnheer Aronnax, dat men in die benaming de vertaling zien moet van het Hebreeuwsche woord 'Edom' en als de ouden haar dien naam gaven, was het om de bijzondere kleur van het water."
"Dan zal ik u een merkwaardigen tocht voorstellen, mijnheer Aronnax." "Welken kapitein?" "Gij hebt de diepte der zee alleen bij dag en zonlicht bezocht. Zoudt gij ze niet eens bij een duisteren nacht willen zien?" "Heel graag." "Ik zeg u, dat die wandeling zeer vermoeiend zal zijn.
De kapitein gaf geen antwoord; na eenige minuten zwijgens hernam hij; "Gij spraakt van de meening der oude geschiedschrijvers over de gevaren, waarmee de vaart over de Roode zee vergezeld gaat?" "Ja," antwoordde ik, "maar was hun vrees niet overdreven?" "Ja en neen, mijnheer Aronnax," zei de kapitein, die de Roode zee nauwkeurig scheen te kennen.
"Althans als de Nautilus niet over land of over de landengte heengaat...." "Of er onder door, mijnheer Aronnax. "Er onder door?" "Zonder twijfel," antwoordde de kapitein bedaard. "Sedert lang heeft de natuur onder de landengte gevormd, wat de menschen er boven op maken." "Hoe! bestaat er een doortocht?" "Ja een onderaardsche doorgang, waaraan ik den naam van Arabischen tunnel gegeven heb.
Ik wierp een laatsten blik op die zee, welke eenigszins geelachtig gekleurd was door het zand van de Japansche kust, en ik ging weder naar het salon. Daar berekende de kapitein de lengte, en zeide toen: "Mijnheer Aronnax, wij zijn op 137° 15' westerlengte...."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek