United States or United Kingdom ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als een potvisch gedood was, wierp de Nautilus zich op een ander, ten einde zijn prooi niet te missen, vloog, gehoorzaam aan het roer, voor- en achteruit, dook als de visch naar de diepte zwom, kwam er weer mee boven als de potvisch naar de oppervlakte vluchtte, trof hem in 't midden of schuins, sneed het beest in tweeën of scheurde het van elkander, sloeg de monsters in allerlei richtingen en allerhande houdingen met zijn geweldige spoor.

Wanneer ik dus vergaarbakken heb aangebracht, welke even groot van inhoud zijn als dit tiende gedeelte, dat is van 150.02 ton, en als ik die met water vul, dan zal het vaartuig geheel onder water zijn; dit gebeurt, mijnheer de professor; die vergaarbakken bestaan in het benedenste deel van de Nautilus; ik heb de kranen slechts te openen, de ruimte wordt gevuld, en het schip drijft juist onder de oppervlakte des waters."

Maar gij, mijnheer Aronnax," vroeg Ned Land, die, zoo het scheen altijd bij zijn denkbeeld van overrompeling bleef, "zoudt gij niet kunnen zeggen, hoe sterk ze hier aan boord zijn: tien, twintig, vijftig, honderd?" "Ik kan u daarop geen antwoord geven. Geloof mij, laat voor het oogenblik dat denkbeeld varen om u van de Nautilus meester te maken of te vluchten.

Ned Land had wel in zee willen springen. Ik dwong hem te wachten. Volgens mijn gevoelen zou de Nautilus den tweedekker op de oppervlakte aanvallen, en dan ware het niet alleen mogelijk, maar zelf gemakkelijk om te vluchten.

"Kunt u die dan naar willekeur regelen?" "Neen, maar ik kan mij van het punt verwijderen waar zij ontstaat." "Komt zij dan van buiten?" "Zonder twijfel; wij varen in een stroom van kokend water." "Is het mogelijk?" riep ik uit. "Kijk maar." De wanden openden zich, en ik zag dat het water om den Nautilus geheel wit was. Zwaveldampen ontwikkelden zich in de zee, die als in een ketel kookte.

"Misschien," zei Koenraad; "maar de Nautilus kan enkel een bepaald aantal menschen bevatten, en zou mijnheer ons niet eens kunnen zeggen, wat het grootste aantal zijn kan." "Hoe dat, Koen?" "Door berekening.

Ik zag hoopen steenen, die door eenige millioenen diertjes en een net van zeewier bedekt waren. Dikwijls gleed mijn voet op den gladden bodem uit, en zonder mijn stok zou ik meer dan eens gevallen zijn. Als ik mij omkeerde, zag ik altijd het licht van den Nautilus, dat in de verte evenwel begon te verflauwen.

Kapitein Nemo liet den Nautilus naast het dier sturen; twee man der equipage gingen op den visch staan, en ik zag niet zonder verbazing dat zij uit de tepels van het dier al de melk haalden, welke er in was, dat is te zeggen zoo wat twee of drie tonnen vol. De kapitein bood mij een kop van die lauwe melk aan; ik kon eenigen afkeer van dien vreemden drank niet ontveinzen.

Ik kan daarover spreken na inzage van de geteekende kaarten, die in de boekerij van den Nautilus te vinden waren, en zeker door kapitein Nemo zelven volgens persoonlijke waarneming waren opgemaakt. Gedurende twee dagen voeren wij door dit onbevolkt en diep water.

"Ja, kapitein, misschien; maar welke groote kracht de Nautilus ook bezit, zoo zou hij toch aan die verbazende drukking geen weerstand kunnen bieden, en geheel platgedrukt worden." "Ik weet het, mijnheer. Wij moeten derhalve niet rekenen op de hulp der natuur, maar op ons zelven.