United States or Mozambique ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nu kon ook Florimond niets anders dan juichend goedkeuren; zij gingen alle twee bij 't venster nauwkeurig de details ontleden en toen keerden zij zich met een oolijk lachje naar Fons om en vroegen hem of dat een meisje uit het dorp was. Joajoa 't, antwoordde Fons, 't es Lisatje Van Belleghem, 't dochterke van mijnen boas.

Toen zij voorbij het huis van Van Belleghem kwamen was Fons eigenlijk blij dat daar niemand op den drempel stond en hij zei hun ook maar niet, dat Lisatje daar woonde. Langs een smal, stijgend paadje, tusschen twee, dicht met kreupelhout begroeide zandheuvels, bracht hij hen boven op den molenberg. Daar strekte zich een heerlijk zicht van urenwijde ruimte uit.

De moeder bromde: Fons, gie loeder, zie-je gij niet da mejonkvreiw ou 'n hand wil geven. Bevend en gedwee stak Fonske zijn hand uit en het jong meisje drukte die vlug en zenuwachtig. Maar Fonske keek haar zelfs niet aan. Heel stil rolden aldoor de tranen over zijn roode wangetjes, tranen zoo helder en zoo zuiver als de kristallen droppeltjes van een levende bron. Zij waren weg.

"Op ou en op mejonkvreiw Anna; 'k zoe toch wel wille weten of dat die jongen b'ron heur lief es, en of ze mee hem zal treiwen, en of ze gelukkig zal zijn." "Zij-je gij gelukkig, Rozeke?" "Joa ik, o joa ik, Fons," streelde haar stem, met een teedere intonatie van zalig-ontroerde overtuiging. "We zillen allen twieë zeu gelukkig zijn, e-woar, mijn Rozeke?" "O joa w' Fons, o joa w' Fons."

De twee estheten trokken eerst erg hun neus op. Zij vonden het een laffe zwakheid van Fons, dat hij haar in 't Fransch wilde schrijven. Juist tegenover zulke lui, die de waardigheid van hun nationaliteitsbewustzijn heelemaal verloren hadden, diende men dit gevoel in zichzelf krachtig en scherp-levendig op te houden. Fons had zijn brief in het nederlandsch moeten schrijven.

O, mejonkvreiwe, Fons moe ou toch 'n heule greute scheune schilderijnge moaken en ik zal heul de winter 's morgens en 's oavens veur ou bidden. Het jeugdig kasteelmeisje bloosde gegeneerd. Schuchter keek zij op naar Fonske, die vuurrood, met stroef gezichtje voor haar stond, als schaamde zij zich voor de rijke aalmoes, die ze daar gebracht had.

Zij gingen daar een tijd op door, tot stille ergernis van Fonske, die dat alles wel misplaatst vond; en eindelijk drukten zij 't verlangen uit, althans één van die twee kasteelen, het mooiste, waar Fons later zou wonen, van dichtbij te zien. Fonske kon niet anders dan er hen heen brengen. Zij huppelden vlug den molenberg af, liepen dwars door het dorp, kwamen in de weide.

Te vergeefs had Fons gepoogd, uit een begrip van logisch verband, de wolvenjacht te doen vervangen door een ander tafereel, b. v. door het kerkje en het oude molentje, aangezien er misschien nog wel herten, maar zeer zeker geen wolven in den omtrek meer bestonden. Doch de bierbaas had absoluut op de wolven aangedrongen en Fonske moest, met tegenzin, wel toestemmen.

Fons rechtte, als in plotselingen trots, zijn nederige gestalte op. Als een zoete wraak lag het hem op de tong om uit te roepen, dat hij het hier alles gratis gaf. Maar hij durfde niet, uit liefde en eerbied voor de jonkvrouw.

Elken zondag, na de teekenles, nam Florimond, de heetgebakerde, hartstochtelijke flamingant, die het Fransch goed kon maar onverzoenlijk haatte, Fons mee naar huis en gaf hem fransche les. Fonske schoot er wel zijn middagmaal bij in, maar wat kon het hem schelen: hij leerde Fransch! De eerste keeren waren pijnlijk. Fonske wanhoopte of het wel ooit zou gaan.