Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 24 juni 2025
En in Fons' speciaal geval was de weg zeer eenvoudig en zeer helder aangewezen: de jonkvrouw was rijk, zij had zich voor hem geïnteresseerd, hem onder haar bescherming genomen: hij moest het er dus maar op aanleggen om haar zoo spoedig mogelijk tot de zijne te maken. Nog eens: Hij was in niets haar mindere; wel integendeel in alles haar meerdere, behalve in 't fortuin.
Vrij onbevangen schreed hij over de brug en 't pleintje dat er achter lag, klom op de stoep en belde aan. Een gegaloneerde lakei kwam de glazen deur openen. Fons werd in de ruime, door planten en bloemen versierde vestibule gebracht en verzocht op een der rieten stoelen plaats te nemen. De lakei verdween langs den breeden trap met zachten looper.
En in de groote rust, die van dat wonder wezen uitging, kwam ook in Fons weldra een trieste stilling van gelatenheid.
Fons gaf geen antwoord, maar achter hun rug ging een hoongebrul op, gevolgd door hevig schaterlachen. 't Zijn hier nog wilden, glimlachte kalm Sylvain. Fonske was maar blij dat ze al spoedig aan zijn huisje waren. Welgekomen, meniers, welgekomen! groette Fonske's moeder, hen nederig op haar drempel te gemoet komend. Zij namen even hun geweldige flaphoeden af en groetten haar als "madam".
Zij kwamen weer in 't dorpje. Op elken drempel zaten nu de menschen van de zachte avondfrischheid te genieten; en reeds van verre zag Fons Lisatje met haar moeder staan, vóór 't huisje van Van Belleghem. Hij hoopte maar dat zijn vrienden het meisje niet zouden opmerken, maar het liep mis: Sylvain ontdekte haar dadelijk, bleef staan, en zei glimlachend: Dat es 't scheun meiske van 't portret.
Fons knikte, wezenloos. Ja, hij zou het wel kunnen maken, wanneer men hem althans den tijd daarvoor liet. Hij vroeg met heesche stem of er ook koeien in het weiland moesten loopen; en de jonkvrouw antwoordde dat zij daar juist bizonder op gesteld was: jawel, koeien, veel koeien, en ook koewachtertjes, zooals hij vroeger zelf daar liep, glimlachte zij. Fonske sidderde.
De jongens zetten hun kraag op, de meisjes sloten haar borstdoek dicht om den hals, en liepen klappertandend, met haar handen in de mouwen. Maar na een poosje hadden zij het ook lekker warm; de schouders zakten en de kragen vielen neer en zij begonnen over het werk van den dag te praten. "Weet-e gij, Fons, mee hoevele da we zillen zijn?" vroeg Miel.
Hier, klonk zacht een zwak stemmetje. Ge moet binnen komen, Fons es doar weere. Maar Lisatje kwam niet. Wa steekt ze zij in heur heufd! pruttelde de moeder. Toe, Fons, goa zelve ne kier zien. Schoorvoetend ging Fonske 't tuintje in. Het was een heel klein tuintje, een paadje tusschen palmboompjes en klapbes-struiken, met aan het eind een bloemenpriëeltje.
Die langen haren, die groote hoeden, die wild-groeiende baarden, 't was alles heel ongewoon op Meulegem; de deuren vlogen in 't voorbijgaan open en Fonske hoorde duidelijk genoeg de onbehouden-nieuwsgierige uitroepingen: Wie zijn datte? Mee wie leupt Fons Vermoare doar? Ha da zijn zeker zotten!
Hij duizelde even van zijn waagstuk, hij hoorde, als in een droom, de dikke Irma luidop schaterlachen, en Rozeke, beschaamd en half verwijtend stamelen: "Ah moar Fons, wa peist-e toch!" Maar hij h
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek