Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 31 mei 2025
Wij kwamen er al spoedig vandaan en omringden zwermend onzen stumperigen vijand en zijn meester. Guus Boevers glimlachte zuur. "Ala, loeder!" schold hij op zijn hond en trapte hem vrij onzacht met zijn klompen vooruit, waarbij de hond telkens weer jankte en struikelde. Eindelijk was hij aan den kant en liep zich druipstaartend in zijn hok verschuilen.
Zwijg, gie loeder! riepen al de anderen met verschrikte oogen naar het grafelijk kasteel omkijkend. Lach gulder moar, hij es hij den besten. 'K wensche dat de jonkvreiwe mij euk noar de tiekenschole liet goan, besloot Rietje Koarelkes. Maar al de anderen lachten Rietje vierkant uit. Wat had die verstand van teekenen! Hij kon nog niet eens goed zijn naam zetten op school.
Teleurgesteld, met een valschen blik naar Theofielke en naar Deeske, droop de pummel af. Wa mient die loeder wel dan! riep Veel-Hoar kwaadaardig de deur achter hem dichtsmakkend. Dadelijk, zonder een oogenblik tijd te verliezen, was Deeske, met een vluggen wenk naar Theofielke, nu ook opgestaan. Euphrasie, 'k zoe ou wel e-kier wa moete zeggen, fluisterde hij de geijkte vraag.
Er was er een, die even het woord durfde fluisteren; doch met een vermanend "zwijg, gie loeder" werd hij onzacht door de anderen den mond dicht gestompt. Meneer de graaf en meneer de baron, nog even in gesprek met meneer Wattenberg, hadden zich langzaam omgekeerd. De zaak was afgehandeld.
De moeder bromde: Fons, gie loeder, zie-je gij niet da mejonkvreiw ou 'n hand wil geven. Bevend en gedwee stak Fonske zijn hand uit en het jong meisje drukte die vlug en zenuwachtig. Maar Fonske keek haar zelfs niet aan. Heel stil rolden aldoor de tranen over zijn roode wangetjes, tranen zoo helder en zoo zuiver als de kristallen droppeltjes van een levende bron. Zij waren weg.
Want, en dat was wel het aller-ergste, ook zij geloofde dat "den Binder" met den duivel omging en kon tooveren; en telkens, na zoo een of andere plaagscène met de straatjongens of de buren, overstelpte zij het ongelukkig ventje met de scherpste en de razendste verwijten. O! gien dwoazen, dwoazen loeder!" hoorden de buren haar dan woedend krijschen. "Gie stommerik! Gien ezel!
"'n Speuk! 'n woarachtig speuk! En hé-je 't gezien, boas Dons? riep Rozeke. "Lijk of ik òù zie!... moar loat mij ne kier veurt vertellen." Goed, 't speuk den bosch in en Koarel-Sies mee zijn vurke doar achter. Ik vliege zeu zier of da 'k kan toe an 't hofgat en 'k roep uit al mijn macht! "Koarel-Sies! Koarel-Sies! gie dwoaze loeder, komt toch weere!" Moar 't spel was al verbrod en 't was te loate.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek