Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juni 2025


"Mijn zoon," zeide de oude heer en gaf hem de hand en drukte de zijne: "vooreerst wil ik je wat zeggen: gij bevalt mij; maar, ten tweede wil ik je ook wat zeggen: gij hebt Fieken van den molenaar uwe bescherming aangeboden: als dat meisje een haar gekrenkt wordt, kom mij dan niet weêr onder de oogen!"

Neen! ik heb met mijnheer den baljuw en den burgemeester en een Franschen generaal, of zoo iets, broederschap gedronken, en de baljuw heeft mij gezegd, dat hij er met dank aan zou denken, want dit was voor 't vaderland. En, Fieken, jou zeg ik, gooi je niet weg! Dat heb je niet noodig! De koopman van Malchin had je voor mijn part kunnen trouwen; maar dat wou je immers niet!"

En als die kerel geen gauwdief was, en hij was een jaar of tien jonger, en hij had een boerenplaats, en mijn Fieken woû hem hebben, ja, dan dan kreeg hij haar toch niet, want moeder zou 't niet toestaan."

"Je kunt je getuigschrift krijgen," riep de molenaar hem achterna, "maar eerst tegen St. Jan." Waarom was de oude molenaar zóó boos? Hij mocht toch Hendrik gaarne lijden, hij zelf had er in de laatste dagen dikwijls aan gedacht, dat Hendrik en zijn Fieken voor elkander wel geschikt waren; hij zelf had hem gisteren "zijn lieven zoon" genoemd, maar, dat was 't juist!

Frederik lacht zoo'n beetje in zich zelven; hij bukt naar de opening van den oven en roept: "Monsieur, allons, ici! Allons, ici!" En wat kroop er te voorschijn? De fransche chasseur. "Hemelsche goedheid!..." roept de schout. "Pardon, monsieur!" roept de Franschman. "Schout, wie heeft de weddingschap gewonnen?" vraagt Frederik. "Hier is de Fransoos en hier is ook de hond! Wie krijgt nu uw Fieken?"

Daarop telt hij verder, en de vrouw gaat zitten en legt de handen in den schoot, terwijl zij voor zich ziet en zuchtende zegt: "Gij moet het weten." En Fieken zit nog op de bank te schreien. De molenaar telt al het geld af en kijkt nu en dan zoo twijfelachtig naar Fieken, en dan is 't altijd alsof hij zich vertellen moest.

Zoo kwamen zij voorbij de kanonnen en langs menigen troep Franschen, die in den diepen weg zachtjes voortsukkelden. Eindelijk, dicht bij de kroeg "In de bromvlieg," zagen zij den overste, terwijl hij met eenigen zijner officieren stapvoets voortreed. "Hendrik," zeide Fieken, "draaf hier zoo hard ge kunt en houd op de hoogte stil; dan wil ik er afklimmen." Dit geschiedde.

De overste dacht er misschien ook wel zoo over, doch hij zeide het niet; hij keerde zich schielijk naar Fieken toe en vroeg haar: "Zeg eens, lief meisje, kunt ge schrijven?" "Ja, mijnheer," zeide Fieken, nijgende. "Zij kan alles," zeide de molenaar; "zij kan geschreven schrift lezen en zij kan schrijven als een schoolmeester; want zij moet voor al mijn schrijfwerk zorgen."

Nu begon zij een weinig te schreien; maar ik kuste haar en zeide: "Houd daarmede op, Fieken, 't is beter, dat de vaas in stukken is gevallen, dan dat ik een arm of een been had gebroken, want ik moet ons leven lang voor ons het brood verdienen."

En hij wees op Fieken, die, een weinig ter zijde, bij haren vader stond en haren arm om zijn hals geslagen had en van blijdschap schreide. "Ja, die meen ik," antwoordde de overste, naar het paar toegaande.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek