Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 juni 2025


Het was killig, niettegenstaande het in de Zomermaand was. Uit den hemel, vol grijze wolken, viel een fijne hagel. Mijn vriend, sprak Lamme, 't is nu de vierde nacht dat gij op den dril zijt en bij de meidekens loopt. Gij slaapt in den Zoeten Inval; gij zult eindigen lijk de man van het uithangbord, en met uw hoofd voorop in een bijenkorf vallen.

Karel van Dril moest eene boodschap voor zijn vader doen, en daarom besloot Jan maar alleen met zijn auto te gaan rijden. Eerst tufte hij een paar malen het dorp door, en ging toen naar het fort even voorbij het kerkhof, dat aan het einde van 't dorp lag. Daar werd een fort aangelegd waarlangs een hooge kluft liep. Jantje besloot van die kluft af te tuffen.

Dik volgde met de grootste belangstelling al hunne bewegingen, en begon onderwijl eene perzik op te eten. "Ik geloof, dat jelui prachtig opschiet," zei hij, terwijl hij het sap van zijne kin veegde. "Dat maantje komt ons nog bij tijds een handje helpen." "'t Gaat best, Dik, 't gaat uitstekend!" riep Piet van Dril op gedempten toon. "Kijk maar, de stang zit al losser.

"En hebben ze er niets van gemerkt?" "Dat denk ik wel, want ik heb er goed mijn best gedaan, dat verzeker ik je, doch zoolang ik er was, heb ik niemand gezien. Ze bleven allen binnen, wat ik heel vriendelijk van hen vond. Willen we er nog eens heengaan, want ik heb wonder veel trek in zoo 'n bellefleurtje." "Dat is goed; ik ga meê!" zei Jan Vos. "Ik ook!" riep Piet van Dril. "En jij, Jan?"

"Morgen, denk ik," was het antwoord. Jan bleef bij den schilder tot de geheele lantarenpaal klaar was, maar toen ging hij ook direct naar den smid, om aan zijn wagen te werken. Van Dril had juist een oude fiets van iemand overgenomen, en zijn zoontje Karel stond te zeuren, of hij er op mocht leeren rijden. " toe, Vader," zei Karel, "laat mij er maar op rijden. 't Is toch al een oudje. Toe maar."

Nauwelijks waren zijne plannen tot rijpheid gekomen, of hij begaf zich na schooltijd op weg naar Van Dril, zonder wiens hulp hij geen kans zag een en ander ten uitvoer te brengen. Er zou echter dien avond niet veel van komen. Hij was nog maar pas zijn huis uit, of hij kwam Dries Klomp tegen, den jongsten knecht van Jan Vos.

Hij krabbelde overeind, en snelde de knapen na, die al bijna het gat in de haag hadden bereikt. Jan Vos en Piet van Dril, die vlugger konden loopen dan hun makker, kropen er het eerst door, waarvan het gevolg was, dat Dik een oogenblik moest wachten, en zich door den veldwachter bij den kraag voelde grijpen. "Ha, hier heb ik er een! Wie ben jij? Wacht, ik zie het al, net de rechte!

Jan beloofde dat, maar hij ging toch even naar de smederij, om het geval aan Karel Van Dril en diens vader te vertellen, die er ook niet weinig om lachen moesten. Jan evenwel verzonk in diep gepeins, want de kar beviel hem zoo niet meer.

Karel van Dril zegt, dat je dan altijd vanzelf in slaap valt. Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, ik ben toch nog wakker. Bij mij helpt het niet. Zeventien, achttien, negentien, twintig, wat zou het toch voor een cadeautje wezen?

En zijn vader, de smid Piet van Dril, kwam ook naar buiten, om het mooie span te bewonderen. "Dat is een prachtig stelletje, Jan!" zei hij, nadat hij Jantje gefeliciteerd had. "De bok is mooi, de wagen is mooi, het tuig is mooi, en het koetsiertje is ook mooi." "Alleen een beetje mager," zei Jan Vos, de metselaar, die juist voorbij liep. "Mag ik met je meerijden?" vroeg Karel.

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek