Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 juni 2025
"Ja, hier ben ik," zei Jantje, nog voordat zijn Moeder gelegenheid had gehad iets te antwoorden. "En ik wil nooit meer naar school. Vast niet!" Juist op dit oogenblik kwam Dik binnen, die even naar de smederij van Piet van Dril was geweest, om zijn hit te laten beslaan. "Wat is er aan de hand, Anneke?" vroeg hij.
"He," dacht hij, "als ik nu een wagentje had en een tuig, dan was ik heelemaal klaar. Wat zou ik dan heerlijk rijden. Had ik vast maar een wagentje, dan zou ik zelf wel een tuig maken. Karel van Dril zal er me wel aan helpen. Wacht, daar hoor ik Grootvader in zijn tuintje. Ik ga gauw naar hem toe, om het te vertellen, dat ik zoo'n mooien bok heb gekregen."
In het volgende voorjaar ging Dik van school, en niet hij alleen, maar ook bijna alle kinderen, die gelijk met hem op school gekomen waren. Piet van Dril kwam bij zijn vader in de smederij, waar hij gewoonlijk met een zwart gezicht aan de blaasbalg stond te trekken, of zóó lustig met een zwaren hamer op het gloeiende ijzer sloeg, dat de vonken door de smidse spatten.
Jan Vos en zijn verloofde openden de rij, daarop volgden Dik en Anneke, daarachter de wederzijdsche ouders en verdere familieleden, en eindelijk de vrienden en kennissen, die genoodigd waren. Piet van Dril en zijn jonge vrouw, want Piet was al sedert een jaar getrouwd, waren de laatsten van den stoet.
Van Dril vertelde het verlies van zijn nijptang niet aan anderen, om de eenvoudige reden, dat hij wel eens meer een of ander stuk gereedschap kwijtraakte. "Zeker hier of daar laten liggen," dacht hij. En spoedig was zijn verlies vergeten. De knechts gingen wel eens meer slordig met het gereedschap te werk, niet allen natuurlijk, maar enkelen.
In den winkel, achter een van de toonbanken, was een luik, waaronder zich de kelder bevond. Dik was in dien kelder, toen de winkelschel ging, maar de baker wist niet, dat Dik daar was. Zij kwam in den winkel en zag daar den loopjongen van den banketbakker, die eene heerlijke roomtaart kwam brengen, een geschenk van Piet van Dril en diens vrouw.
Toen zij den volgenden morgen in de tent kwam, om alles voor den middag in orde te brengen, want het had weer sterk gevroren, bemerkte zij tot haar grooten schrik, dat de ijzeren pot, dien zij van Van Dril te leen had gekregen, en de mooie koperen ketel, dien De Vries, de kastelein, haar ten gebruike had afgestaan, verdwenen waren.
Maar jij, arme ziel, behoeft de schade niet te lijden. Hier staat nog een andere pot met toebehooren. Gebruik dien maar, doch laat hem 's nachts niet meer op het ijs staan. Alles, wat je in de tent gebruikt, moet je vanavond opbergen. Anders heb je kans, dat morgen alles weer verdwenen is." Mietje bedankte van Dril voor zijn goedheid, en begaf zich dadelijk naar de Vries.
En even later verschenen de twee mannen, met wie hij al van zijne vroegste jeugd af trouwe vrienden was geweest, namelijk Piet van Dril, de smid, en Jan Vos, de metselaar. In de tent van Mietje bonden zij de schaatsen onder. Dik trakteerde eenige jongens, die dicht in de nabijheid stonden, op dikke Pieten, en even later zwierde het drietal lustig over de baan.
"Nu, smaken ze niet goed?" vroeg Dik op den toon van iemand, die er trotsch op is, anderen eene weldaad te hebben bewezen. "Of ze!" zei Piet van Dril. "Ik wou, dat ik er nog maar een stuk of wat had." "En ik!" riep Jan Vos. "Hoewel, ik moet eerlijk zeggen, dat ze toch lang zoo lekker niet zijn, als de perziken van den burgemeester." "Perziken?" vroeg Dik. "Heeft de burgemeester dan een perzikboom?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek